Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], V-nummer: [v-nummer], eiser,
de minister van Asiel en Migratie, de minister,
Samenvatting
- anders dan in 2014 - geen strijd meer met artikel 3 van het EVRM als eiser zou worden uitgezet naar Afghanistan. Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het bestreden besluit.
Procesverloop
Feiten en zaaksverloop
(…)
Mijn oudste zoon (…) werkte in een kledingzaak. Op een avond kwam hij niet terug naar huis. Dat gebeurde (…) november 2009. Mijn vrouw heeft beschuldigingen geuit tegen mij. Volgens haar had ik hem tijdens het gokken aan iemand gegeven. Zij dacht dat ik hem tijdens het gokken als inzet gebruikt had en dat ik hem daarbij had verloren (blz. 10).
Een week later kwamen drie of vier mensen mijn huis binnen. (…) Ze hebben mijn handen vastgebonden en mij naar een huis gebracht. Daar zeiden ze dat mijn zoon met een tas met daarin smokkelwaar, ter waarde van 200.000 Afghani, is verdwenen. Ze zeiden dat ik geld en mijn zoon aan hen moest teruggeven. (…). Ik had mijn huis voor 180.000 Afghani verkocht. En ik had 20.000 van mijn oom, een broer van mijn moeder, geleend. Dit geld had ik verstopt in het hooi op mijn grond. Ik heb het geld aan die persoon gegeven.
Beoordeling door de rechtbank
4.1. De rechtbank overweegt dat artikel 18 van de Procedurerichtlijn de minister voorziet van beoordelingsruimte bij het opstarten van een FMO. [1] Indien de minister het voor de beoordeling van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd relevant acht, biedt hij een medisch onderzoek aan naar aanwijzingen van vroegere vervolging of ernstige schade. [2] In paragraaf C1/4.6 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) is dit nader uitgewerkt. Daarbij is het volgende vermeld:
“De centrale vraag die gesteld wordt wanneer een forensisch medisch onderzoek wordt opgestart, is: In welke mate is er sprake van causaliteit tussen fysieke en/of psychische sporen enerzijds en de wijze van het ontstaan daarvan anderzijds. Hierbij kan gedacht worden aan fysieke sporen als gevolg van marteling, verkrachting en andere ernstige vormen van geweld of ernstige psychische schade in relatie tot het asielrelaas.”
4.4. Voor zover eiser stelt dat de minister de geheugenproblematiek van eiser onvoldoende bij zijn beoordeling heeft betrokken, overweegt de rechtbank dat zij in het gehoor geen aanwijzingen ziet dat eiser de vragen niet begrepen heeft, dat van eiser in zijn antwoorden een diepgang is gevraagd die gezien zijn leeftijd en achtergrond niet van hem verwacht kon worden of dat de minister in de antwoorden van eiser aanleiding had moeten zien voor medisch onderzoek. Daarbij zij - net zoals de minister stelt - opgemerkt dat de
gestelde problematiek niet met medische stukken is onderbouwd. De minister mag daarom uitgaan van de verklaringen die eiser tijdens het gehoor heeft afgelegd. De beroepsgrond slaagt dan ook niet.
na een jaar of twee is hij achter de waarheid gekomen, en hij wist dat ik niet schuldig was (blz. 18). (…) Ik denk dat hij zich vergist heeft. We hebben langer dan 3 jaar contact met elkaar (blz. 20).
7.1. In paragraaf C2/7.10.7.6. van de Vc 2000 [7] is hierover het volgende bepaald:
U hebt daarnaast verklaard dat u niet terug kunt naar Afghanistan omdat de Taliban daar sinds 2021 aan de macht zijn. Dat u bij terugkeer voor de Taliban te vrezen zou hebben, is door u echter niet aannemelijk gemaakt.
(…)
(…)
Tenslotte wordt overwogen dat, mochten mensen in uw woonplaats na 15 jaar nog steeds moeite hebben met uw persoon, u in het gehoor van 11 april 2025 desgevraagd niet aannemelijk hebt kunnen maken dat het voor u niet mogelijk zou zijn om zonder ernstige problemen elders in Afghanistan te verblijven.”
“Betrokkene heeft verklaard tijdens het nader gehoor van 1 en 14 maart 2013 dat hij in zijn land van herkomst problemen heeft ondervonden van de zijde van de Moedjahedien.”7.5. Eiser heeft de in 2025 getrokken conclusie over artikel 3 van het EVRM in de gronden van beroep bestreden door onder meer te wijzen op Afdelingsjurisprudentie. In de in de zienswijze al aangehaalde uitspraak [9] is de volgende landeninformatie opgenomen:
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de minister op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de minister tot vergoeding van de door eiser gemaakte proceskosten ten bedrage van € 1.814,-.