ECLI:NL:RBDHA:2025:2485

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
NL24.45418
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en beoordeling van geloofwaardigheid van verklaringen van eiser met betrekking tot vervolging door de Poro-gemeenschap in Sierra Leone

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 18 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Sierra Leoonse nationaliteit, had op 21 januari 2019 een aanvraag ingediend, die eerder niet in behandeling was genomen omdat Italië verantwoordelijk was. Na een nieuwe aanvraag in 2023, werd deze afgewezen als kennelijk ongegrond op 12 november 2024. De rechtbank behandelt de zaak en constateert dat verweerder de asielaanvraag ten onrechte heeft afgewezen. Verweerder had ter zitting tegenwerpingen laten vallen, waardoor de afwijzing niet langer gerechtvaardigd was. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de medische situatie van eiser en dat de geloofwaardigheid van zijn verklaringen niet op juiste wijze is beoordeeld. Eiser had verklaard dat hij problemen had met de Poro-gemeenschap, maar verweerder vond deze verklaringen ongeloofwaardig. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en laat de rechtsgevolgen in stand, omdat er geen grond bestaat voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. Eiser krijgt een vergoeding van zijn proceskosten van € 1.814,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.45418

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. N. Wouters),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 12 november 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, [tolk] als tolk en de gemachtigden van partijen.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
2. Eiser verklaart van Sierra Leoonse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] 1991. Hij heeft op 21 januari 2019 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Deze asielaanvraag is bij besluit van 14 maart 2019 niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van eisers asielaanvraag. Eiser is niet overgedragen aan Italië en door hem is op 19 januari 2023 opnieuw een asielaanvraag ingediend.
3. Aan zijn asielaanvraag legt eiser ten grondslag dat hij Sierra Leone heeft verlaten vanwege problemen met de Poro-gemeenschap. Eiser verklaart dat hij, na zijn weigering lid te worden van de Poro-gemeenschap, is opgepakt door leden van het genootschap en is mishandeld. Eiser heeft kunnen ontsnappen, maar heeft aan deze worsteling wel littekens overgehouden. Eisers vrouw is verkracht. Ook is eisers woning in brand gestoken. Eiser is uit Sierra Leone gevlucht met behulp van een bekende van hem, aan wie hij nu 30.000 dollar schuldig is. Hij vreest bij terugkeer ook problemen met deze man.
Het bestreden besluit
4. Verweerder beoordeelt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser als geloofwaardig. Eisers problemen vanwege de Poro-gemeenschap vindt verweerder niet geloofwaardig. Eiser heeft zijn verklaringen niet volledig met documenten onderbouwd. Verweerder beoordeelt eisers verklaringen als ongeloofwaardig op grond van artikel 31, zesde lid, onder c en e, van de Vw. [1] Eiser heeft tegenstrijdige en vage verklaringen afgelegd. Ook kan eiser in grote lijnen niet als geloofwaardig worden beschouwd.
5. Verweerder concludeert dan ook dat eiser geen vluchteling is zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag. [2] Niet is gebleken dat eiser een gegronde vrees heeft voor vervolging. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Sierra Leone een reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder concludeert dat de asielaanvraag moet worden afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, onder h, van de Vw, omdat eiser niet onmiddellijk asiel heeft aangevraagd toen dat mogelijk was. Dit besluit geldt ook als een terugkeerbesluit.

Beroepsgronden

6. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder hem ten onrechte een verblijfsvergunning heeft onthouden. Eiser stelt dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft alsook dat hij bij terugkeer naar Sierra Leone een reëel risico op ernstige schade loopt. Verweerder heeft ten onrechte eisers problemen met de Poro-gemeenschap ongeloofwaardig bevonden. Eiser vindt dat zijn verklaringen consistent en voldoende duidelijk zijn en in lijn met de door eiser genoemde landeninformatie. Daarbij vindt eiser dat verweerder ten onrechte geen nader onderzoek heeft laten doen naar eisers littekens. Dit onderzoek kan bijdragen aan de geloofwaardigheid van eisers relaas. Verder vindt eiser dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn medische situatie. Als gevolg van eisers gezondheidssituatie, was hij niet in staat uitgebreider te verklaren.

Beoordelingskader

7. Een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt verleend aan de vreemdeling die aannemelijk heeft gemaakt dat hij verdragsvluchteling is en in zijn land van herkomst te vrezen heeft voor vervolging of bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. Dit volgt uit artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw.
8. Een aanvraag wordt op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw, afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Een aanvraag is op grond van artikel 30b, lid 1, aanhef en onder h, van de Vw, kennelijk ongegrond indien een vreemdeling, zonder gegronde reden, niet zo snel mogelijk na binnenkomst in Nederland kenbaar heeft gemaakt dat hij internationale bescherming wenst.

Kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw

9. Verweerder heeft ter zitting de tegenwerpingen zoals die volgen uit artikel 31, zesde lid, onder a en d, van de Vw laten vallen. Dit betekent dat verweerder aan eiser niet langer tegenwerpt dat hij geen oprechte inspanning heeft geleverd om zijn asielaanvraag te staven (sub a) en zijn asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend (sub d). Het gevolg hiervan is dat verweerder ten onrechte de asielaanvraag heeft afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, lid 1, onder h, van de Vw. Daarmee is het beroep gegrond en kan het bestreden besluit niet in stand blijven. De rechtbank dient het bestreden besluit in zijn geheel te vernietigen. [3] Wanneer de rechtbank van oordeel is dat verweerder op goede gronden heeft besloten dat er geen grond bestaat voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel, kan de rechtbank bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb. [4] Daarom zal de rechtbank hierna de afwijzing van eisers asielaanvraag beoordelen aan de hand van de beroepsgronden van eiser.

Is er voldoende rekening gehouden met eisers medische situatie?

10. Uit de rapportage van MediFirst volgt dat eiser last heeft van vermoeidheidsklachten door verminderd slapen en van maagklachten, welke verergeren bij spanning. Deze klachten volgen ook uit de door eiser overgelegde medische stukken. MediFirst adviseerde extra pauzes in te lassen mocht dat nodig zijn. Uit de medische informatie volgt niet dat eiser niet in staat is te verklaren. Ook eiser zelf verklaart tijdens het gehoor op meerdere momenten dat hij niet in orde is, maar wel het gehoor kan en wil doen. Zo blijkt uit pagina 2 en 3 van het nader gehoor dat de gehoormedewerker een aantal keer vraagt hoe eiser zich voelt en vraagt naar zijn medische situatie. Ook wordt duidelijk meegedeeld dat eiser het moet aangeven als hij behoefte heeft aan een pauze. Daarop geeft eiser aan dat hij het gehoor kan doen en zijn medicatie geen invloed heeft op het gehoor. Ook later in het gesprek is er aandacht voor zijn situatie en wordt de vraag gesteld of hij in staat is het gesprek te voeren. Zo staat op pagina 14 van het nader gehoor:
“Hoe gaat het met u?
Ik voel me niet oké.
Ben u toe aan een pauze
Als u met pauze wil oké, maar ik wil verder.
Pauze van 13:12 tot 13:51
Hoe voelt u zich nu?
Ik voel me nog steeds niet goed.
Opmerking rapporteur: zojuist heb ik de heer [eiser] een bekertje met water
aangeboden, dat hij nu wel drinkt.
Hebt u wat gegeten in de pauze?
Nee.
[…]
U voelt zich in staat om het gesprek voor te zetten.
Ja.”
Ook op pagina 19 antwoordt eiser op de vraag of hij zich goed genoeg voelt het gesprek voort te zetten “ja, ja.”
Uit het verslag van het gehoor blijkt niet van aanwijzingen dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het advies van MediFirst om eiser op zijn gemak te stellen en hem voldoende tijd te geven voor het beantwoorden van vragen. Ook overigens bevat het verslag geen concreet aanknopingspunt voor de veronderstelling dat eiser niet naar behoren heeft kunnen verklaren.
11. Eiser heeft voldoende mogelijkheden gehad om aan te geven dat hij niet in staat was te verklaren. Ook na het gehoor, in de correcties en aanvullingen, heeft eiser geen opmerkingen gemaakt dat hij niet in staat was te verklaren vanwege zijn gezondheidsklachten. Daarbij waren de correcties en aanvullingen een mogelijkheid de verklaringen alsnog aan te vullen en ook dat is niet gebeurd. De rechtbank is daarmee van oordeel dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met eisers medische situatie.

Geloofwaardigheid van eisers verklaringen

12. Verweerder heeft niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over [naam]. In het aanmeldgehoor (pagina 13) heeft eiser verklaard dat [naam] eiser heeft benaderd om zich aan te sluiten bij de Poro-gemeenschap, terwijl hij in het nader gehoor (pagina 15) heeft verklaard dat [naam] hem heeft geholpen te ontsnappen. Eisers stelling dat zijn verklaring in het aanmeldgehoor niet klopt, wordt niet gevolgd. Eiser heeft zijn verklaring pas gecorrigeerd na te zijn geconfronteerd met de tegenstrijdigheid. Hij heeft geen goede verklaring waarom hij niet in de correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor een opmerking over deze verklaring heeft gemaakt.
12. Hetzelfde geldt voor eisers verklaring over zijn aangifte bij de politie. Eiser heeft in het aanmeldgehoor (pagina 15) aangegeven dat hij bij de politie is geweest toen hij in Freetown aankwam, terwijl hij in het nader gehoor (pagina 18) heeft verklaard niet bij de politie te zijn geweest. Eiser stelt dat hij nooit heeft gezegd dat hij in Freetown bij de politie aangifte heeft gedaan, maar alleen een melding heeft gedaan bij de ‘Chieftain Police’ in zijn dorp. Eiser verwijst daarbij naar zijn verklaring in het aanmeldgehoor (pagina 13): “
Ik heb zelf aangifte gedaan bij de politie, maar zij zeiden we kunnen je niet beschermen want wanneer ze je aanvallen zijn wij er niet bij. Bij mijn dorp is de regio politie 'Chieftain Police' zij zijn lid van de genootschappen.” Verweerder heeft eiser terecht tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over het doen van aangifte. Eisers uitleg dat hij niet in Freetown aangifte heeft gedaan is niet logisch in het licht van de geciteerde verklaring dat de politie aangaf er niet bij te zijn. De lokale politie is, in tegenstelling tot de politie in Freetown, immers wel in de buurt. Evenmin is logisch dat eiser nu stelt aangifte te hebben gedaan bij de lokale politie die volgens hem verbonden zijn aan de genootschappen die eiser stelt te vrezen.
12. Verder heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser vaag en ongeloofwaardig heeft verklaard over zijn ontsnapping aan de Poro-gemeenschap. Eiser verklaarde dat zijn belagers hem levend wilden verbranden en dat daarbij zijn voet is verbrand. Ook is hij met een kapmes geslagen. Dat eiser stelt dat hij het bos waarin hij werd belaagd goed kent en een goede conditie had, doet daaraan niets af. Immers verklaart dit niet hoe hij met een zwaar gewonde voet aan tien man heeft kunnen ontsnappen.
12. Voorts heeft verweerder eiser niet ten onrechte tegengeworpen dat zijn verklaringen waarom hij een doelwit was van de Poro-gemeenschap vaag zijn. Verweerder heeft daarbij niet ten onrechte betrokken dat eisers verklaring niet overeenkomt met landeninformatie. Eiser stelt immers tot de bevolkingsgroep Fullah te behoren, terwijl deze bevolkingsgroep volgens de landeninformatie in principe geen doelgroep is van de Poro. In dat geval mag verweerder van eiser verlangen dat hij verklaart waarom juist hij werd gedwongen aan te sluiten. Eisers vermoeden dat hij is benaderd vanwege zijn geld, is slechts een niet onderbouwd vermoeden.
12. Tot slot stelt eiser dat verweerder algemene landeninformatie over de Poro-gemeenschap onvoldoende heeft betrokken. Deze landeninformatie draagt bij aan de geloofwaardigheid van eisers verklaringen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de landeninformatie voldoende heeft betrokken. Zoals hiervoor overwogen, heeft verweerder eisers verklaringen niet ten onrechte ongeloofwaardig gevonden. Verweerder heeft dan ook niet ten onrechte overwogen dat de landeninformatie geen onderbouwing is voor eisers stellingen over hetgeen hem persoonlijk is overkomen.
12. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers verklaringen over zijn problemen met de Poro-gemeenschap ongeloofwaardig zijn.

Had verweerder onderzoek naar eisers littekens moeten doen?

18. Verweerder heeft terecht geen aanleiding gezien voor een medisch onderzoek naar eisers littekens. Een dergelijk onderzoek kan niet bewijzen door wiens toedoen eiser deze littekens heeft opgelopen en waarom hij de littekens heeft. Daarbij overweegt de rechtbank dat, voor de beoordeling van de vraag of een medisch onderzoek (FMO) relevant is, verweerder zich eerst een voorlopig oordeel moet vormen over eisers asielrelaas en de geloofwaardigheid daarvan. [5] Omdat de rechtbank van oordeel is dat verweerder het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig heeft mogen achten, heeft verweerder ook mogen concluderen dat een medische beoordeling van zijn littekens dit niet kan compenseren.

Verdragsvluchteling en reëel risico op ernstige schade

19. Aangezien verweerder eisers verklaringen niet ten onrechte als ongeloofwaardig heeft aangemerkt, heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico op ernstige schade loopt.

Conclusie en gevolgen

20. Aangezien de aanvraag ten onrechte is afgewezen als kennelijk ongegrond, zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb, omdat verweerder op goede gronden heeft besloten dat er geen grond bestaat voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. Verder stelt de rechtbank vast dat in het te vernietigen besluit aan eiser een vertrektermijn is gegund van vier weken. De rechtbank zal bepalen dat de voor eiser geldende vertrektermijn van vier weken aanvangt met ingang van de dag nadat deze uitspraak in het digitale systeem is geplaatst.
21. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 12 november 2024;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand worden gelaten;
- bepaalt dat de voor eiser geldende vertrektermijn van vier weken aanvangt met ingang van de dag na de dag waarop deze uitspraak in het digitale systeem is geplaatst;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 18 februari 2025 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76).
3.Zo volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2999.
4.Algemene wet bestuursrecht.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1584, en 5 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:898.