In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun gezamenlijke aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel 'nareis'. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, met het besluit van 10 maart 2023, en het bezwaar werd bij het bestreden besluit van 16 juli 2024 gehandhaafd. De rechtbank behandelde het beroep op 28 januari 2025, waarbij de gemachtigden van zowel eisers als verweerder aanwezig waren.
Eisers, die de Somalische nationaliteit claimen, hebben op 26 juli 2022 een mvv-aanvraag ingediend om in Nederland te verblijven bij hun referente, Hamarow Abdi Mohamed, die over een asielvergunning beschikt. De rechtbank oordeelt dat de identiteit van eisers niet aannemelijk is gemaakt en dat de familierechtelijke relatie met de referente niet is bewezen. Bureau Documenten heeft de overgelegde documenten negatief beoordeeld, waarbij 26 documenten als waarschijnlijk onbevoegd zijn aangemerkt en vijf als vals. De rechtbank concludeert dat eisers niet het voordeel van de twijfel krijgen en dat er geen aanleiding is voor nader onderzoek.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, ondanks dat er een gebrek was in de bevoegdheid van de beslissingsautoriteit, omdat dit de eisers niet heeft benadeeld. De rechtbank wijst erop dat de beslissing is genomen door een ambtenaar die op grond van mandaat bevoegd was. De rechtbank legt uit dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd om hun identiteit en familierechtelijke band aan te tonen, en dat verweerder zich op het deskundigenadvies van Bureau Documenten heeft mogen baseren. De rechtbank wijst ook de beroepsgrond van eisers af dat er sprake is van willekeur, omdat zij niet hebben aangetoond dat hun situatie vergelijkbaar is met die van anderen die wel nareis hebben gekregen. De rechtbank besluit dat het bestreden besluit in stand blijft en kent een proceskostenvergoeding toe aan eisers.