ECLI:NL:RBDHA:2025:2520

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
NL24.31971
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag voor nareis op basis van onvoldoende identiteit en familierechtelijke relatie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun gezamenlijke aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel 'nareis'. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, met het besluit van 10 maart 2023, en het bezwaar werd bij het bestreden besluit van 16 juli 2024 gehandhaafd. De rechtbank behandelde het beroep op 28 januari 2025, waarbij de gemachtigden van zowel eisers als verweerder aanwezig waren.

Eisers, die de Somalische nationaliteit claimen, hebben op 26 juli 2022 een mvv-aanvraag ingediend om in Nederland te verblijven bij hun referente, Hamarow Abdi Mohamed, die over een asielvergunning beschikt. De rechtbank oordeelt dat de identiteit van eisers niet aannemelijk is gemaakt en dat de familierechtelijke relatie met de referente niet is bewezen. Bureau Documenten heeft de overgelegde documenten negatief beoordeeld, waarbij 26 documenten als waarschijnlijk onbevoegd zijn aangemerkt en vijf als vals. De rechtbank concludeert dat eisers niet het voordeel van de twijfel krijgen en dat er geen aanleiding is voor nader onderzoek.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, ondanks dat er een gebrek was in de bevoegdheid van de beslissingsautoriteit, omdat dit de eisers niet heeft benadeeld. De rechtbank wijst erop dat de beslissing is genomen door een ambtenaar die op grond van mandaat bevoegd was. De rechtbank legt uit dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd om hun identiteit en familierechtelijke band aan te tonen, en dat verweerder zich op het deskundigenadvies van Bureau Documenten heeft mogen baseren. De rechtbank wijst ook de beroepsgrond van eisers af dat er sprake is van willekeur, omdat zij niet hebben aangetoond dat hun situatie vergelijkbaar is met die van anderen die wel nareis hebben gekregen. De rechtbank besluit dat het bestreden besluit in stand blijft en kent een proceskostenvergoeding toe aan eisers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.31971

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1], V-nummer: [V-nummer 1], eiser 1,
[eiser 2],V-nummer: [V-nummer 2], eiser 2,
[eiser 3], V-nummer: [V-nummer 3], eiser 3,
[eiser 4], V-nummer, [V-nummer 4], eiser 4,
[eiser 5], V-nummer: [V-nummer 5], eiser 5,
[eiser 6], V-nummer: [V-nummer 6], eiser 6,
[eiser 7], V-nummer: [V-nummer 7], eiser 7,
[eiser 8], V-nummer: [V-nummer 8], eiseres 1,
[eiser 9], V-nummer: [V-nummer 9], eiser 8,
[eiser 10], V-nummer: [V-nummer 10], eiser 9,
[eiser 11], V-nummer: [V-nummer 11], eiser 10,
[eiser 12], V-nummer: [V-nummer 12], eiseres 2,
[eiser 13], V-nummer: [V-nummer 13], eiseres 3,
tezamen aangeduid als eisers
(gemachtigde: mr. A.A. van Harmelen),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder
(gemachtigde: mr. M. van Boheemen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van gezamenlijke aanvraag van eisers voor het afgeven van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘nareis’.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 10 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 16 juli 2024 op het bezwaar van eisers is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 28 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referente, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser 1 is geboren op [geboortedatum] 1972, eiser 2 is geboren op [geboortedatum] 2008, eiser 3 is geboren op [geboortedatum] 2009, eisers 4 en 5 zijn geboren op [geboortedatum] 2010, eiser 6 is geboren op [geboortedatum] 2011, eiser 7 en eiseres 1 zijn geboren op [geboortedatum] 2012, eisers 8 en 9 zijn geboren op [geboortedatum] 2014, eiser 10 en eiseres 2 zijn geboren op [geboortedatum] 2016 en eiseres 3 is geboren op [geboortedatum] 2018. Eisers stellen de Somalische nationaliteit te hebben. Eisers hebben op 26 juli 2022 een aanvraag voor een mvv ingediend omdat zij in Nederland willen verblijven bij hun echtgenoot respectievelijk moeder, stiefmoeder en pleegmoeder, Hamarow Abdi Mohamed (referente). Referente heeft de Somalische nationaliteit en beschikt over een asielvergunning.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eisers niet voldoen aan de voorwaarden voor nareis. Zo is de identiteit van eisers niet aannemelijk gemaakt. Ook is de familierechtelijke relatie tussen eisers en referente niet aannemelijk gemaakt. De 31 door eisers overgelegde documenten zijn door Bureau Documenten onderzocht en uit het rapport volgt dat 26 documenten met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven en vijf documenten zijn vals bevonden. Verweerder stelt verder dat referente de samenwerkingsverplichting heeft geschonden, omdat slechts zeer summier antwoord is gegeven op het informatieverzoek van verweerder. Eisers krijgen in de integrale beoordeling niet het voordeel van de twijfel en daarom heeft verweerder afgezien van nader onderzoek.
Wat vinden eisers in beroep?
4. Eisers zijn het niet eens met het bestreden besluit. Ten eerste was de bevoegde beslissingsautoriteit op het moment van het bestreden besluit de Minister van Asiel en Migratie. De beslissing is genomen door een onbevoegde beslissingsautoriteit, omdat het bestreden besluit is genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Daarnaast hebben eisers hun identiteit wel aannemelijk gemaakt en heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met het Algemeen Ambtsbericht van Somalië, waaruit volgt dat in Somalië geen alomvattend nationaal registratiesysteem bestaat. Bovendien spreekt verweerder in het bestreden besluit ten onrechte van frauduleus opgemaakte en verkregen documenten, terwijl de conclusie van Bureau Documenten luidde dat de documenten zeer waarschijnlijk onbevoegd zijn opgemaakt en afgegeven. Verder heeft de halfzus van referente wel nareis gezinshereniging gekregen, terwijl zij geen documenten hadden, zodat sprake is van willekeur. Ook werpt verweerder ten onrechte tegen dat referente de samenwerkingsplicht heeft geschonden en heeft verweerder ten onrechte geen nader onderzoek aangeboden. Ten slotte heeft verweerder onvoldoende de belangen van de minderjarige kinderen in de belangenafweging betrokken en eisers verwijzen hierbij naar een tweetal uitspraken. [1]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Bevoegdheid tot het nemen van het bestreden besluit
6. Met ingang van 2 juli 2024 is de bevoegde beslissingsautoriteit in het Nederlandse vreemdelingenrecht de minister van Asiel en Migratie. Nu het bestreden besluit van 16 juli 2024 is genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, is er sprake van een gebrek. De rechtbank ziet aanleiding om dit zorgvuldigheidsgebrek te passeren omdat eisers hierdoor niet zijn benadeeld. [2] Tussen partijen is namelijk niet in geschil dat het bestreden besluit is genomen en ondertekend door een ambtenaar die daartoe op grond van mandaat bevoegd was.
Identiteit en familierechtelijke relatie
7. Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt dat eisers hun identiteit en de familierechtelijke relatie niet aannemelijk hebben gemaakt. Het is in de eerste plaats aan de vreemdeling om zijn gestelde identiteit en de familierechtelijke relatie te staven. Dat kan door het overleggen van documenten waaruit zijn identiteit en de familierechtelijke relatie blijkt. Eisers hebben ter onderbouwing van hun identiteit en de familierechtelijke relatie documenten overgelegd die door Bureau Documenten negatief zijn beoordeeld. Bureau Documenten heeft afwijkingen in de opmaak en afgifte van de 13 geboorteakten en de 13 identiteitsbevestigingen geconstateerd ten opzichte van beschikbaar vergelijkingsmateriaal. Daarbij zijn de geboorteakten en de identiteitsbevestigingen voorzien van dezelfde afgiftedatum- en plaats en hebben hetzelfde documentnummer. Gelet op deze punten heeft Bureau Documenten geconcludeerd dat deze documenten met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven. Ten aanzien van de overgelegde echtscheidingsakte, de huwelijksakte en drie verklaringen van de rechtbank heeft Bureau Documenten geconcludeerd dat deze vals zijn nu de verschijningsvorm afwijkt van het vergelijkingsmateriaal, waarbij ook de autorisatiestempelafdruk en de legalisatie afwijkt van het referentie- en vergelijkingsmateriaal.
7.1.
Volgens vaste jurisprudentie [3] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is een verklaring van onderzoek van Bureau Documenten een deskundigenadvies, waarvan verweerder in beginsel van mag uitgaan. Indien het deskundigenadvies naar wijze van totstandkoming zorgvuldig, en naar inhoud inzichtelijk en concludent is, kan eiseres de uitkomst van het advies slechts met succes bestrijden door een andersluidende contra-expertise van een deskundige in te brengen. Een enkele kanttekening kan dat niet weerleggen.
7.2.
Verweerder heeft zich mogen baseren op de verklaring van onderzoek van het Bureau Documenten. Eisers beroep op het Algemeen ambtsbericht Somalië van juni 2023 leidt niet tot een ander oordeel. Dat er geen alomvattend nationaal registratiesysteem bestaat in Somalië en het lastig is om een eenduidig beeld te krijgen over de afgifte van documenten, doet geen afbreuk aan het onderzoeksrapport van Bureau Documenten, omdat de bevindingen zijn gebaseerd op de specifieke kenmerken van de door eisers overgelegde documenten en zijn vergeleken met het beschikbare referentiemateriaal. Nu eisers tegen het onderzoeksresultaat van Bureau Documenten geen contra-expertise hebben in gebracht, mocht verweerder dus uitgaan van het onderzoeksresultaat van Bureau Documenten.
Nader onderzoek
8. Naar het oordeel van rechtbank heeft verweerder een juiste integrale beoordeling gemaakt door daarbij alle documenten en de verklaring van eisers daaromtrent te betrekken. Zoals verweerder ter zitting nogmaals heeft toegelicht is eisers niet het voordeel van de twijfel gegund, omdat er valse en naar zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegde opgemaakte en afgegeven documenten zijn overgelegd. Daar komt bij dat eisers summier hebben gereageerd op vragen van verweerder met betrekking tot de conclusies van Bureau Documenten. Zo hebben eisers geen antwoord gegeven op de vraag welke documenten ten grondslag hebben gelegen aan de aanvragen van de identiteitsdocumenten en geboorteaktes. Daarnaast is geen contra-expertise overgelegd, waaruit blijkt dat het onderzoek van Bureau Documenten niet juist is.
8.1.
De rechtbank concludeert dat verweerder zich, gelet op het voorgaande, op het standpunt heeft kunnen stellen dat eisers identiteit en familierechtelijke band met referente niet hebben aangetoond dan wel aannemelijk hebben gemaakt en aan hen niet ten onrechte geen nader onderzoek is geboden. De beroepsgrond slaagt niet.
9. De beroepsgrond dat de halfzus van referente wel nareis gezinshereniging heeft gekregen, terwijl zij geen documenten hadden, kan niet tot een ander oordeel leiden omdat eisers niet hebben onderbouwd dat sprake is van een vergelijkbare situatie.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug.
11. Nu het gebrek ten aanzien van het bevoegde bestuursorgaan en de ondertekening van het bestreden besluit gepasseerd wordt met artikel 6:22 van de Awb, bestaat aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Dit bedrag wordt door de rechtbank vastgesteld op € 1.814,-. [4]

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. P.P. Schaap, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 1 augustus 2022, XC, C-270/20 tegen Duitsland en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 21 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1609.
2.Zie artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 26 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:245.
4.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht 1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met waarde € 907,- per punt, wegingsfactor 1.