ECLI:NL:RBDHA:2025:2604

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
NL25.2359
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 19 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 16 januari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen daarmee instemden en het onderzoek is gesloten.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de minister in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om overname aan Spanje gedaan, dat door Spanje is aanvaard.

Eiser betoogt dat de minister niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat er systematische tekortkomingen zijn in de Spaanse opvangvoorzieningen. De rechtbank oordeelt echter dat de minister terecht aanneemt dat Spanje zijn verdragsverplichtingen nakomt, en dat het aan eiser is om aan te tonen dat er tekortkomingen zijn. Eiser slaagt hier niet in, ook niet met verwijzing naar het AIDA-rapport Update 2023. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.2359

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. R.J.J. Flantua),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 16 januari 2025 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard. [3]
Mag de minister voor Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
4. Eiser betoogt dat de minister voor Spanje niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat al jaren sprake is van systematische en structurele tekortkomingen in de Spaanse opvangvoorzieningen. Ter onderbouwing verwijst eiser naar het AIDA-rapport Update 2023 [4] , meer specifiek naar pagina 103 van dit rapport. Ook wijst eiser erop dat de Europese Commissie in 2023 een inbreukprocedure is gestart tegen Spanje omdat de Europese normen ten aanzien van opvang van asielzoekers niet correct zouden zijn omgezet. Eiser heeft zelf in Spanje geen asielaanvraag ingediend, maar 20 dagen bij het Rode Kruis verbleven.
4.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De minister wijst er namelijk terecht op dat als algemeen uitgangspunt geldt dat er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanuit mag worden gegaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen nakomt. Rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [5] bevestigt dat ten aanzien van Spanje nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. Het ligt daarom op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. Hier is eiser – ook met zijn verwijzing naar het AIDA-rapport Update 2023 – niet in geslaagd. In de uitspraak van 24 juni 2024 heeft de Afdeling namelijk geoordeeld dat het AIDA-rapport van mei 2024 geen wezenlijk ander beeld schetst van de situatie in Spanje voor Dublinclaimanten dan de landeninformatie die bij de Afdelingsuitspraken van 8 juli 2021 en 27 juli 2023 is betrokken. Hoewel het inderdaad juist is dat de opvangsituatie in Spanje al jaren moeilijk is, is dat op zichzelf dus geen reden om aan te nemen dat sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen. Dat de Europese Commissie in 2023 een inbreukprocedure is gestart tegen Spanje maakt evenmin dat sprake is van structurele tekortkomingen in de opvangvoorzieningen. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft immers al eerder overwogen dat deze inbreukprocedure niet leidt tot het oordeel dat niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [6]

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dit mogelijk.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening.
4.AIDA Country Report : Spain Update 2023, mei 2024.
5.Vergelijk ABRvS van 8 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1481, van 26 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1248, van 12 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1394, van 27 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:364, van 27 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2880 en van 24 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2548.
6.Rb. Den Haag, zp. Arnhem van 17 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16710.