In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat er niet tijdig is beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag is op 12 juni 2023 ontvangen door verweerder, die volgens de wet binnen zes maanden moest beslissen. Deze termijn is echter met negen maanden verlengd, waardoor de beslissing uiterlijk op 12 maart 2024 had moeten plaatsvinden. Eiser heeft verweerder op 30 september 2024 in gebreke gesteld, maar heeft pas meer dan twee weken later beroep ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn heeft beslist.
De rechtbank heeft besloten dat er geen zitting nodig is en heeft verweerder een termijn van acht weken gegeven om een nader gehoor af te nemen en binnen acht weken daarna een besluit op de aanvraag bekend te maken. Dit betekent dat verweerder binnen zestien weken na de uitspraak een besluit moet nemen. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-.
Daarnaast heeft de rechtbank eiser een vergoeding voor de proceskosten toegekend van € 437,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 8 januari 2025.