ECLI:NL:RBDHA:2025:2684
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Duitsland op basis van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Tadzjiekse nationaliteit, in beroep ging tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie om zijn asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De minister stelde dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser had eerder asielaanvragen in Duitsland ingediend en was van mening dat hij niet voldoende gelegenheid had gekregen om zijn bezwaren tegen de overdracht naar Duitsland naar voren te brengen. De rechtbank oordeelde dat eiser wel degelijk in de gelegenheid was gesteld om zijn bezwaren te uiten en dat de minister terecht had besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van systeemfouten in de Duitse asielprocedure en dat de minister zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht baseren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiser af.