ECLI:NL:RBDHA:2025:2687
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor zoon
Op 21 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. Y.G.F.M. Coenders, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor zijn zoon. Eiser had de aanvraag op 1 mei 2024 ingediend, en de minister had de beslistermijn verlengd, maar uiteindelijk was er geen besluit genomen voor de deadline van 30 oktober 2024. Eiser heeft de minister op 4 november 2024 in gebreke gesteld en het beroep is op 20 november 2024 ingediend. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, omdat de minister niet tijdig had beslist.
De rechtbank heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vastgesteld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit bekend te maken, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000. Daarnaast is de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50 en moet het door eiser betaalde griffierecht van € 187 worden vergoed.
De rechtbank heeft in haar overwegingen ook verwezen naar eerdere uitspraken die relevant zijn voor de beoordeling van de termijn en de bijzondere omstandigheden rondom aanvragen om gezinshereniging bij houders van asielvergunningen. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.