ECLI:NL:RBDHA:2025:2693

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
24 februari 2025
Zaaknummer
NL25.1929
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens onbekende bestemming van eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had op 14 januari 2025 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is samen met zijn gemachtigde niet verschenen op de zitting. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken, zoals gemeld door de gemachtigde van eiser op 23 januari 2025. De rechtbank heeft de gemachtigde gevraagd naar het laatste contact met eiser, waarop werd geantwoord dat dit op 9 januari 2025 was. Aangezien er geen bewijs was dat de gemachtigde nog contact had met eiser, concludeerde de rechtbank dat eiser geen verdere behandeling van het beroep wenste. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat hiervoor geen aanleiding bestond. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.1929
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. W.A. Berghuis),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. M.M. van Duren).

Procesverloop

Bij besluit van 14 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 20 februari 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Eiser heeft asiel aangevraagd in Nederland. Bij bericht van 23 januari 2025 heeft verweerder laten weten dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank heeft op dezelfde dag de gemachtigde van eiser verzocht aan te geven wanneer zij voor het laatst contact heeft gehad met eiser en op welke wijze dit contact heeft plaatsgevonden. Eveneens op dezelfde dag heeft de gemachtigde van eiser laten weten dat zij op 9 januari 2025 voor het laatst persoonlijk contact heeft gehad met eiser. Niet is gebleken dat zij nog altijd contact heeft met hem.
2. Gelet op vaste jurisprudentie van de Afdeling [2] en de reactie van de gemachtigde van eiser neemt de rechtbank aan dat eiser niet langer prijs stelt op een verdere behandeling van onderhavig beroep. Eiser heeft dan ook geen belang meer bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. [3]
3. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en het proces-verbaal hiervan is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid jo. artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.ABRvS 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662 en 16 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2090.