ECLI:NL:RBDHA:2025:280
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. Eiseres had haar aanvraag op 20 februari 2024 ingediend, en de minister was verplicht om binnen 90 dagen te beslissen. De minister heeft echter de beslistermijn met drie maanden verlengd, waardoor de uiterste datum voor een besluit op 20 augustus 2024 viel. Aangezien er geen besluit is genomen, heeft eiseres de minister op 23 september 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld en op 18 oktober 2024 beroep ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de minister niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vastgesteld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit bekend te maken. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet dit binnen twintig weken na de uitspraak gebeuren. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat de minister een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de minister aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen moet betalen, omdat de volledige termijn van de Awb is verstreken. De rechtbank heeft de minister ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 453,50, en heeft bepaald dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 187 moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan op 9 januari 2025 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, en is openbaar gemaakt.