ECLI:NL:RBDHA:2025:2882

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
NL24.44680
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde asielaanvraag op basis van onvoldoende nieuwe elementen en geloofwaardigheid van documenten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, heeft herhaaldelijk asiel aangevraagd in Nederland. De rechtbank behandelt de afwijzing van zijn derde asielaanvraag, die door de minister van Asiel en Migratie als kennelijk ongegrond is bestempeld. Eiser heeft eerder asiel aangevraagd, maar zijn aanvragen zijn afgewezen op basis van de ongeloofwaardigheid van zijn verklaringen en de documenten die hij heeft overgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de ingediende documenten, waaronder een overlijdensakte en politierapporten, niet de waarde hebben die eiser eraan hecht. Bureau Documenten heeft geconcludeerd dat de echtheid van deze documenten niet kan worden vastgesteld en dat ze niet voldoende onderbouwen dat eiser in gevaar is. Eiser heeft aangevoerd dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn referentiekader en dat er meer onderzoek gedaan had moeten worden naar de documenten. De rechtbank oordeelt echter dat de minister zich op het onderzoeksresultaat van Bureau Documenten heeft mogen baseren en dat eiser geen contra-expertise heeft ingebracht. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.44680

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 6 november 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 30 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum 1] 1992 en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben.
2. Eiser heeft op 31 juli 2020 een eerste asielaanvraag ingediend in Nederland. Eiser heeft aan deze asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij en zijn oudere broer na het overlijden van hun vader op 27 juni 2015 door leden van het Ogboni-genootschap zijn geïnformeerd dat het lidmaatschap van eisers vader op de kinderen zou overgaan. Eisers oudere broer was de eerste in lijn en heeft het lidmaatschap geweigerd. Hij is op 1 september 2015 vermoord door het Ogboni-genootschap. Omdat eiser de volgende in lijn was om het lidmaatschap over te nemen, hij dat niet wilde vanwege zijn christelijke achtergrond en hierdoor vreesde voor zijn leven, heeft eiser Nigeria verlaten.
3. Bij besluit van 9 juli 2021 heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond. Eisers beroep hiertegen is door de rechtbank ongegrond verklaard. [1] Eisers hoger beroep is eveneens ongegrond verklaard. [2]
4. Op 6 april 2022 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 5 mei 2022 heeft verweerder deze asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat verweerder van oordeel was dat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen heeft gesteld die relevant konden zijn voor de beoordeling van de asielaanvraag. De rechtbank heeft eisers beroep hiertegen ongegrond verklaard. [3] Eisers hoger beroep is door de Afdeling ook ongegrond verklaard. [4]
5. Eiser heeft op 2 mei 2023 een derde asielaanvraag ingediend. Als nieuwe elementen/bevindingen heeft hij de volgende documenten overgelegd:
  • overlijdensakte van eisers broer, [naam];
  • uittreksel politierapport dagrapport van 10 september 2015;
  • uittreksel politierapport dagrapport van 17 februari 2020;
  • kopie Affidavit of Death Certificate van [datum 2] 2020.
6. Verweerder heeft met het bestreden besluit eisers opvolgende asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Verweerder acht eisers problemen met de Ogboni-gemeenschap ongeloofwaardig. De overlijdensakte en de uittreksels van de politierapporten zijn door Bureau Documenten onderzocht. Bureau Documenten concludeert over de overlijdensakte dat dit document waarschijnlijk niet echt is en de legalisatie van het Ministerie van Buitenlandse zaken van Nigeria waarschijnlijk frauduleus is verkregen. Niet kan worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is. Over de politierapporten concludeert Bureau Documenten dat de echtheid, opmaak en afgifte van de documenten zeer wel mogelijk niet echt zijn. Ook kan niet worden vastgesteld of deze documenten inhoudelijk juist zijn. Bovendien onderbouwen de ingediende documenten niet de moord op eisers broer door de Ogboni-gemeenschap. De politierapporten zijn daarnaast opgesteld op basis van verklaringen van eiser en zijn moeder. Dit zijn geen objectieve bronnen. Eiser kon tijdens het gehoor ook niet toelichten op welke wijze de documenten zijn asielrelaas kunnen ondersteunen. Verweerder overweegt daarom dat niet de waarde aan de documenten wordt toegekend die eiser wenst te zien. Daarnaast heeft eiser tegenstrijdig verklaard over data.
7. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en stelt het volgende. Verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met eisers referentiekader. Eiser was als gevolg van veel reisbewegingen niet helemaal scherp tijdens het gehoor op 4 november 2024. Ook wijst hij op zijn medische klachten. Daarnaast had verweerder nader onderzoek moeten doen naar de documenten. Verweerder heeft onvoldoende invulling gegeven aan zijn samenwerkingsplicht. Bureau Documenten heeft namelijk niet geconcludeerd dat de documenten vals zijn. Eiser heeft de documenten gekregen van zijn moeder en niet valt in te zien dat zijn verklaringen hierover niet aannemelijk zijn. De inhoud van de documenten sluit aan bij hetgeen hij in zijn eerste asielprocedure naar voren heeft gebracht.
De rechtbank oordeelt als volgt.
8. Vastgesteld wordt dat verweerder al in zijn besluit van 9 juli 2021 heeft geoordeeld dat eisers problemen met de Ogboni-gemeenschap ongeloofwaardig zijn. Dat besluit is onherroepelijk. Bij het bestreden besluit heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eisers ingediende documenten geen aanleiding geven tot een ander oordeel. Verweerder heeft zich daarbij mogen baseren op het onderzoeksresultaat van Bureau Documenten. Een verklaring van onderzoek van Bureau Documenten is namelijk een deskundigenbericht. [5] Eiser heeft geen contra-expertise ingebracht tegen het onderzoeksresultaat van Bureau Documenten. Evenmin heeft hij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan het onderzoek aangevoerd. Verweerder heeft dan ook kunnen overwegen dat niet de waarde aan deze documenten kan worden gehecht die eiser wenst. De overige tegenwerpingen van verweerder zijn voldoende gemotiveerd. Voor zover eiser stelt dat verweerder de samenwerkingsplicht heeft geschonden, wordt dit niet gevolgd. Eiser heeft ook deze beroepsgrond niet nader geconcretiseerd en onderbouwd.
9. De beroepsgrond van eiser dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn referentiekader slaagt eveneens niet. Eiser heeft deze beroepsgrond niet nader geconcretiseerd en onderbouwd. Daarnaast vormen (veel) reisbewegingen voorafgaand aan een gehoor geen verschoonbare reden om tegenstrijdig te verklaren. Ook mocht verweerder van eiser verwachten dat hij zelf kon toelichten op welke wijze de door hem ingebrachte documenten zijn asielrelaas konden ondersteunen.
10. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
11. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 25 februari 2025 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, 5 januari 2022, zaaknummer NL21.12788.
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 14 februari 2022, zaaknummer 202200705/2/V3.
3.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Haag, 14 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:8698.
4.Uitspraak van de Afdeling van 29 juni 2022, zaaknummers 202203712/1/V1 en 202203712/2/V1.
5.Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 19 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1904.