ECLI:NL:RBDHA:2025:3132

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
NL25.8542
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring in het bestuursrecht met betrekking tot vreemdelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 3 maart 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. Eiser, die stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 28 februari 2025. Eiser voerde aan dat de minister onvoldoende voortvarend handelt in zijn uitzetting naar Algerije, maar de rechtbank oordeelde dat de minister voldoende stappen heeft ondernomen, waaronder het indienen van een LP-aanvraag en het voeren van gesprekken met eiser. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond is en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.8542

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.T. Laigsingh),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: [gemachtigde]).

Procesverloop

Verweerder heeft op 6 januari 2025 aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd. [1] Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapport overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en op 28 februari 2025 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1992 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. [2] Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, ter beoordeling of sinds 5 februari 2025 het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting naar Algerije. Er is nog geen afspraak gemaakt voor een presentatie bij de Algerijnse autoriteiten. Eiser heeft geen documenten en daarom zou hij voorrang moeten krijgen.
5. Anders dan eiser stelt, is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting naar Algerije. Uit het voortgangsrapport blijkt dat verweerder op 7 januari 2025 een LP [3] -aanvraag heeft verzonden aan de Algerijnse autoriteiten, waarna op 16 januari 2025 en 6 februari 2025 schriftelijk is gerappelleerd door verweerder. Verder heeft verweerder tweemaal een vertrekgesprek gevoerd met eiser, laatstelijk op 7 februari 2025. In de omstandigheid dat eiser geen documenten heeft, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om daarom de Algerijnse autoriteiten te verzoeken zijn LP-aanvraag met voorrang te behandelen.
6. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond; en
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 3 maart 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Rb Den Haag (zittingsplaats Middelburg) 10 februari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:1717.
3.Laissez-passer.