ECLI:NL:RBDHA:2025:3485
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak hebben eisers, bestaande uit een eiser en een eiseres, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft op 6 maart 2025 uitspraak gedaan. Eisers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet tijdig heeft beslist op de aanvraag, die op 16 mei 2024 is ingediend. De wettelijke beslistermijn van 90 dagen was verstreken zonder dat er een besluit was genomen. Eisers hebben de minister op 27 november 2024 in gebreke gesteld, waarna het beroep op 18 december 2024 is ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de minister in gebreke is gebleven.
De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit bekend te maken. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet dit binnen twintig weken na de uitspraak gebeuren. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en heeft de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.