ECLI:NL:RBDHA:2025:3564

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
NL23.9452
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Iraakse Koerd met homoseksuele geaardheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 maart 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraakse eiser van Koerdische afkomst, die een verblijfsvergunning asiel heeft aangevraagd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verweerder, de minister van Asiel en Migratie, niet verplicht was om eiser of zijn partner opnieuw te horen na een eerdere gegrondverklaring van het beroep. De rechtbank concludeert dat de homoseksuele geaardheid van eiser en de daarmee samenhangende problemen ongeloofwaardig zijn geacht door de verweerder. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft vanwege zijn Koerdische etniciteit. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de afwijzing van de asielaanvraag bevestigd. De rechtbank heeft daarbij de relevante feiten en het procesverloop uiteengezet, waaronder de eerdere afwijzing van de asielaanvraag en de omstandigheden waaronder eiser zijn aanvraag heeft ingediend. De rechtbank heeft ook de argumenten van eiser over zijn seksuele geaardheid en de problemen die hij in Irak heeft ondervonden, beoordeeld en verworpen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verweerder voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser en dat de afwijzing van de asielaanvraag rechtmatig is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.9452

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Drenth),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. J.E. Herlaar).

Procesverloop

Bij besluit van 9 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft op 28 maart 2023 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Op 26 april 2023 heeft hij beroepsgronden ingediend. Op 6 en 11 december 2024 heeft hij aanvullende stukken ingediend.
Verweerder heeft op 16 december 2024 op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 18 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, H. Aziz als tolk en de gemachtigde van verweerder. Verder is de partner van eiser verschenen.

Totstandkoming van het bestreden besluit

Het asielrelaas
1. Eiser heeft de Iraakse nationaliteit, is van Koerdische afkomst en is geboren op [geboortedatum] 2000. Op 10 oktober 2020 heeft hij een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) ingediend.
2. Eiser heeft verklaard dat hij door [persoon A] , de vader van zijn liefdespartner [persoon B] , betrapt is tijdens seks op het werk met [persoon B] . Toen eiser en [persoon B] na de betrapping op de vlucht sloegen, gleed eiser uit en werd hij door [persoon A] meegenomen in een auto. In de auto zei [persoon A] tegen eiser: “Ik ga jou vermoorden, want jij hebt mijn zoon geneukt” en schoot hij eiser in de borst. Eiser raakte bewusteloos en werd wakker in het ziekenhuis Azadi. Twee dagen later heeft eiser het ziekenhuis verlaten met behulp van zijn neef [persoon C] . Eiser verbleef vervolgens bij zijn oom [persoon D] , tegen wie hij heeft gezegd dat hij had gevochten en werd achtervolgd. Met behulp van [persoon D] heeft eiser Irak verlaten. Hiermee legt eiser aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij homoseksueel is en daardoor problemen heeft ondervonden in Irak. Daarnaast stelt eiser tot twee jaar voor zijn vertrek seksueel misbruikt te zijn door mannen in een theehuis, onder het dreigement dat zij het zouden vertellen aan eisers vader. Eiser vreest bij terugkeer naar Irak voor [persoon A] , die een groot netwerk heeft en eisers buurman is. Eiser vreest bij terugkeer ook voor represailles van zijn vader. Verder heeft eiser aangevoerd dat hij als Koerd problemen heeft ondervonden, onder meer omdat Al-Hashd al-Shaabi (Popular Mobilisation Forces, onderdeel van het Iraakse leger) naar zijn groentewinkel kwam om die te sluiten.
Wat voorafging aan deze beroepsprocedure
3. Bij besluit van 19 januari 2022 heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als ongegrond. Verweerder heeft niet geloofwaardig geacht dat eiser homoseksueel is en dat hij tijdens het vrijen met [persoon B] is betrapt door [persoon A] , die tevens eisers werkgever is. Bij uitspraak van 28 november 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:12917) heeft deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, het beroep van eiser tegen het besluit van 19 januari 2022 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag. De rechtbank oordeelde dat verweerder het referentiekader van eiser niet, althans niet voldoende kenbaar bij de beoordeling heeft betrokken. Het besluit van 19 januari 2022 was daarmee niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd. Verweerder heeft vervolgens een nieuw voornemen uitgebracht en het bestreden besluit genomen.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- homoseksuele geaardheid;
- problemen naar aanleiding van de gestelde homoseksuele geaardheid;
- problemen vanwege eisers etnische afkomst.
Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser en de problemen vanwege zijn etnische afkomst geloofwaardig. De homoseksuele geaardheid van eiser heeft verweerder niet geloofwaardig geacht. De problemen vanwege deze geaardheid acht verweerder evenmin geloofwaardig. Verweerder stelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Irak problemen zal ondervinden vanwege zijn Koerdische afkomst. Er is volgens verweerder geen grond om eiser een verblijfsvergunning asiel te verlenen op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding
5. Het overkoepelende betoog van eiser ziet erop dat zijn homoseksuele geaardheid en de daardoor ondervonden problemen met [persoon A] ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht. Daarnaast vreest eiser bij terugkeer voor vervolging vanwege zijn Koerdische etniciteit.
Horen
6. Eiser voert aan dat hij na de gegrondverklaring van het beroep opnieuw gehoord had moeten worden en dat ook zijn partner [persoon E] gehoord had kunnen worden. Eiser beroept zich op de uitspraak van 28 februari 2023 van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen (ECLI:NL:RBDHA:2023:2283). Eisers partner is bij de zittingen van de rechtbank verschenen, hij heeft een schriftelijke verklaring afgelegd en verweerder is hier nauwelijks op ingegaan. Eiser en [persoon E] hebben nog immer een relatie, die is onderbouwd met diverse foto’s.
6.1.
De rechtbank volgt dit betoog niet. Bij uitspraak van 28 november 2022 heeft de rechtbank verweerder opgedragen opnieuw een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling te verrichten, waarbij verweerder alsnog kenbaar rekening moest houden met de persoonlijkheid en culturele achtergrond van eiser. De opdracht van de rechtbank strekte er niet toe om eiser opnieuw te horen. Evenmin is er een algemene rechtsregel die verweerder ertoe verplicht om een vreemdeling na het gegrond verklaren van het beroep in een asielzaak opnieuw te horen (of om een gestelde partner te horen). Verder heeft eiser geen concrete argumenten aangedragen die verweerder daartoe in deze zaak verplichtten. Het beroep van eiser op de uitspraak van zittingsplaats Groningen is daarvoor onvoldoende, ook omdat die uitspraak op 2 augustus 2024 is vernietigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling; ECLI:NL:RVS:2024:3150).
6.2.
Zoals volgt uit de werkinstructie (WI) 2019/17
Horen en beslissen in zaken waarin lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd, kan in het algemeen worden gesteld dat het zwaartepunt bij de beoordeling in zaken waarin homoseksualiteit als asielmotief is aangevoerd, ligt bij de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele geaardheid. Daarbij is mede van belang wat die geaardheid voor de vreemdeling en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die geaardheid in zijn land van herkomst en hoe de ervaringen van de vreemdeling in het algemene beeld passen. Hoewel hieruit volgt dat de ontwikkeling van de gestelde relatie van eiser met [persoon E] een rol speelt bij de geloofwaardigheidsbeoordeling, vormt dit slechts een deel van de beoordeling en is het ook niet het belangrijkste onderdeel. Bovendien heeft verweerder steekhoudende argumenten aangevoerd voor zijn standpunt dat de gestelde relatie met [persoon E] geen ander licht werpt op het bestreden besluit. [persoon E] heeft verklaard dat zij elkaar al kenden in Kirkuk (Irak) en dat zij daar in 2018 een ‘romantische en seksuele relatie’ zijn begonnen. Uit de schriftelijke verklaring van eiser, ingediend op de zitting van 18 december 2024, volgt echter dat het volgens eiser destijds in Irak geen liefdesrelatie betrof. Nog daargelaten dat de verklaringen van eiser en [persoon E] op dit punt uiteenlopen, stelt verweerder terecht vast dat eiser tijdens de gehoren niets heeft verklaard over [persoon E] en evenmin heeft verklaard dat hij in Irak seks met hem heeft gehad. Hiervoor heeft eiser geen afdoende verklaring gegeven. Bovendien is eisers verklaring ter zitting niet zonder meer in overeenstemming met zijn eerdere verklaringen dat hij tot aan zijn vertrek uit Irak een liefdesrelatie met [persoon B] heeft gehad (rapport nader gehoor (NG), blz. 24) en geen seks met anderen had, omdat hij dan een verrader zou zijn (NG, blz. 25). Hiermee heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd dat de verklaringen van eiser (en [persoon E] ) over hun relatie niet overeenkomen en daarmee niet overtuigen. Verweerder was niet verplicht hen hierover te horen.
6.3.
De beroepsgrond over het niet (opnieuw) horen slaagt niet.
Het referentiekader en seksueel misbruik
7. Eiser voert aan dat verweerder nog altijd niet voldoende zijn referentiekader heeft onderzocht en betrokken bij de beoordeling. Volgens eiser heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met zijn leeftijd en culturele achtergrond. In Irak wordt het als zeer beschamend ervaren om te vertellen over homoseksualiteit. Homoseksualiteit is in Irak taboe en verboden. Eiser wijst in dit verband ook op het Algemeen Ambtsbericht Irak van 8 oktober 2021, waarin is te lezen: “
Een geraadpleegde bron gaf aan dat iedereen met een genderexpressie buiten de gangbare norm wezenlijk gevaar kan lopen.” Eiser betoogt dat hij in Irak dodelijk gevaar loopt vanwege zijn geaardheid, dat het in die context logisch is dat hij daar niet heel open over is en daar niet gemakkelijk over kan praten. Eiser stelt verder dat het te kort door de bocht is dat verweerder niet heeft (door)getoetst dat hij seksueel misbruikt is. Het seksueel misbruik heeft een groot deel van zijn jeugd geduurd en past binnen wat eiser heeft verklaard over zijn seksuele geaardheid.
7.1.
De rechtbank begrijpt eisers standpunt zo dat het seksueel misbruik mede bepalend is voor zijn referentiekader, de context waarin zijn verklaringen beoordeeld hadden moeten worden. Eiser stelt getraumatiseerd te zijn, onder meer vanwege het seksueel misbruik en de beschieting door de vader van [persoon B] . Hij heeft verklaard vanwege het seksueel misbruik angstig te zijn, dat hij heeft geleefd als iemand die is vernederd en dat hij teruggetrokken en introvert is (NG, blz. 20). Eiser heeft echter geen gegevens ingebracht waaruit kan volgen dat het hierdoor voor hem niet goed mogelijk was om zijn asielrelaas naar voren te brengen. In het FMMU-advies van 15 december 2020 zijn dergelijke beperkingen niet vermeld. Dat de reikwijdte van het onderzoek door FMMU relatief beperkt is, zoals eiser benadrukt, betekent nog niet dat zonder meer van het bestaan van een gesteld trauma moet worden uitgegaan en dat verweerder moet aannemen dat eiser maar beperkt in staat is om te verklaren. Volgens vaste rechtspraak mag verweerder, indien hij bij het horen het FMMU-advies in acht neemt en als uit de verslagen van de gehoren niet blijkt dat de vreemdeling onmiskenbaar niet in staat is geweest zijn asielrelaas naar voren te brengen en vragen daarover te beantwoorden, zich bij de besluitvorming in beginsel baseren op de verklaringen die de vreemdeling tijdens de gehoren heeft afgelegd (bijvoorbeeld de uitspraak van 27 juni 2018 van de Afdeling (ECLI:NL:RVS:2018:2085, overweging 9)).
7.2.
In het licht van wat eiser heeft aangevoerd en overgelegd, ziet de rechtbank geen aanleiding om te concluderen dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met eisers referentiekader bij het horen of bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers verklaringen. Op de punten die eiser in zijn beroepsgronden heeft vermeld, heeft verweerder aandacht besteed aan het referentiekader van eiser. Verweerder heeft niet ten onrechte gesteld dat het bevreemding wekt dat eiser oppervlakkig en summier verklaart over zijn persoonlijke beleving en het (gegeven de context van Irak) ‘normaal’ vond dat hij op mannen viel. Hierbij is van belang dat verweerder terecht heeft gesteld dat eiser enerzijds uitgebreid en openhartig kan verklaren over het seksueel misbruik in het theehuis en de reactie van zijn nabije omgeving hierop, maar dat hij anderzijds niet op dezelfde manier inzichtelijk kan verklaren over zijn gestelde homoseksuele gevoelens, die volgens eiser voor een deel in dezelfde periode tot ontwikkeling kwamen. Ook omdat eiser naar eigen zeggen leed onder de schaamte van het seksueel misbruik en bang was dat zijn vader erachter zou komen – gevoelens die betrekking hebben op zijn persoonlijke beleving – maar over dit misbruik desondanks uitgebreid heeft kunnen verklaren, mocht verweerder verwachten dat eiser meer kon verklaren over de ontwikkeling van zijn homoseksuele gevoelens. Gelet hierop en gezien eisers culturele achtergrond heeft verweerder niet ten onrechte verwacht dat eiser kan verklaren over hoe het was om zich te realiseren dat zijn homoseksuele gevoelens bestendig bleken in een land waar homoseksualiteit verboden is.
7.3.
De verklaringen van eiser over bijvoorbeeld de ontdekking van zijn homoseksuele geaardheid, zoals: “
Ik had een angstgevoel”, “
Dan bedacht ik dat ik niemand had benadeeld” en “
Ik vond dat niet fijn. Ik wist dat het voor mij moeilijk zou zijn om in een maatschappij met zo’n mentaliteit te leven. Maar aan de andere kant, kon ik er niks aan veranderen” (NG, blz. 24 en 25) acht verweerder niet ten onrechte nogal vaag en oppervlakkig. De positie van homoseksuelen in Irak vormt op zichzelf geen afdoende reden waarom eiser geen inzicht zou kunnen geven in zijn eigen ervaringen en persoonlijke beleving met betrekking tot zijn seksuele geaardheid als hij op die geaardheid een asielaanvraag baseert. Verweerder heeft ter zitting opgemerkt dat eiser, ondanks de context in Irak, naar eigen zeggen veelvuldig seks heeft gehad met verschillende mannen en op jonge leeftijd al toegang had tot erotische films (NG, blz. 22 en 23). Ook omdat eiser in staat was om hierover te verklaren, is de verwachting van verweerder dat eiser inzichtelijker moet kunnen verklaren over zijn gevoelens niet ongerechtvaardigd.
7.4.
In het verlengde hiervan heeft verweerder het seksueel misbruik afdoende betrokken bij de beoordeling. Verweerder heeft het misbruik terecht niet als relevant asielmotief aangemerkt, omdat eiser heeft verklaard dat dit misbruik enkele jaren voor zijn vertrek uit Irak is gestopt. Dat eiser ter zitting heeft verklaard dat hij zich later heeft verstopt voor zijn misbruikers en dat zij via sociale media contact met hem bleven zoeken, leidt niet tot een ander oordeel. Het misbruik in het theehuis vond, volgens eisers verklaringen, tot twee jaar vóór zijn vertrek uit Irak plaats en speelde geen (grote) rol meer ten tijde van zijn daadwerkelijke vertrek. Hij heeft het seksueel misbruik ook niet verbonden aan zijn redenen voor zijn vertrek uit Irak of aangedragen als grond voor asiel (NG, blz. 8 en 21). Verweerder heeft daarom terecht het seksueel misbruik uitsluitend beoordeeld in verband met eisers referentiekader.
7.5.
De beroepsgronden over het referentiekader en het seksueel misbruik slagen niet.
Persoonlijke verklaringen over de homoseksuele geaardheid
8. Eiser heeft verder aangevoerd dat hij zijn best heeft gedaan en heeft geprobeerd verweerder inzicht te geven in zijn seksuele ontwikkeling en zijn relaties met mannen. Hij stelt intieme details te hebben verteld over zijn relatie met zijn vriend. Hij heeft zijn gevoelens getoond en uitleg gegeven. Eiser stelt dat zijn verklaringen wel degelijk diepgang hebben.
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat eisers verklaringen onvoldoende onderbouwing bieden voor zijn seksuele geaardheid, omdat deze verklaringen te oppervlakkig zijn. Zoals eerder overwogen, had het op de weg van eiser gelegen om uitgebreider en inzichtelijker te verklaren over hoe het voor hem was om in Irak homoseksueel te zijn, ondanks het verbod op homoseksualiteit, het maatschappelijke taboe en het seksueel misbruik door mannen.
Verweerder stelt ook dat eiser niet overtuigend kan verklaren over zijn liefdesrelatie met [persoon B] . Verweerder had van eiser verwacht dat hij persoonlijkere verklaringen kon afleggen over het moment dat hij ontdekte dat [persoon B] , met wie hij sinds zijn jeugd bevriend was, ook op jongens viel. De summiere beschrijving waaraan eiser het kon zien dat [persoon B] homo was – hij kon het bijvoorbeeld zien aan zijn kapsel, kleding en dat hij “veel zachter was dan een normale jongen” (NG, blz. 23) – heeft verweerder onvoldoende geacht. Verweerder stelt ook dat eisers verklaringen over [persoon B] – die voornamelijk gericht zijn op materiële zaken en de fysieke kant van de relatie – onvoldoende inzicht geven in eisers persoonlijke beleving, zijn gevoelens voor [persoon B] en de wijze waarop de relatie vorm kreeg. Hoewel het goed mogelijk is dat iemand veel waarde hecht aan de fysieke kant en de materiële voordelen van een relatie, heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat eiser niet op een inzichtelijke wijze heeft verklaard over zijn relatie met [persoon B] . Dit geldt te meer omdat eiser stelt drie tot vier jaar een relatie met [persoon B] te hebben gehad en seks met anderen hem een ‘verrader’ zou maken. Eisers verklaarde anderzijds dat hij tot twee jaar voor zijn vertrek uit Irak seksueel is misbruikt en later in de procedure heeft eiser ook verklaard dat hij seks heeft gehad met [persoon E] . Gelet hierop heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiser niet op een inzichtelijke manier heeft verklaard over zijn liefdesrelatie met [persoon B] .
8.2.
De huidige relatie van eiser met [persoon E] overtuigt verweerder evenmin van eisers homoseksuele gerichtheid. [persoon E] heeft bij bericht van 29 juni 2022 te kennen gegeven dat eiser al “vier jaar” zijn vriend is. Bij bericht van 29 november 2024 heeft [persoon E] te kennen gegeven dat zij in “het begin van 2021” elkaar opnieuw tegenkwamen in Nederland en vanaf dat moment de relatie opnieuw hebben opgepakt. Eiser zelf voert aan dat zij elkaar in de loop van 2021 weer tegen zijn gekomen. Eiser heeft ter zitting, desgevraagd, toegelicht dat zij toen niet direct een relatie kregen, maar dat die relatie in de loop van dat jaar tot stand is gekomen. Wat er ook zij van het verschil in perspectief tussen eiser en [persoon E] wat betreft de totstandkoming van de relatie, heeft verweerder terecht gesteld dat eiser in het nader gehoor niets heeft verklaard over [persoon E] terwijl dat, gelet op het feit dat zij elkaar langere tijd kennen en “emotionele verbondenheid” hebben, wel van eiser had mogen worden verwacht. Eiser verklaarde later zelf ook in Irak al een enigszins affectieve band te hebben gehad met [persoon E] en verdrietig te zijn geweest toen [persoon E] Irak verliet (schriftelijke verklaring ingediend ter zitting). Dit strookt niet zonder meer met de verklaring van eiser dat hij tot zijn vertrek uit Irak een relatie had met [persoon B] .
8.3.
Overigens is uit het dossier gebleken dat eiser op 26 april 2023 een aanvraag heeft ingediend voor de afgifte van een verblijfsdocument EU/EER met het oog op rechtmatig verblijf bij een vrouwelijke partner. Ter ondersteuning van deze aanvraag hebben eiser en deze partner een verklaring overgelegd, waarin zij verklaren sinds 30 maart 2023 een duurzame relatie te onderhouden, een gemeenschappelijke huishouding te voeren en samen te wonen. Het feit dat eiser verklaart een duurzame relatie met deze partner te hebben, doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaring dat eiser in Nederland (alleen) met [persoon E] een “nieuwe relatie” op basis van liefde en wederzijds respect heeft opgebouwd en dat hij (alleen) op mannen valt.
8.4.
Behalve dat eisers verklaringen volgens verweerder tekortschieten op de thema’s persoonlijke beleving en relaties, heeft eiser summier verklaard over de situatie van homoseksuele in Irak en zich nauwelijks verdiept in de LHBTI-gemeenschap in Nederland. Verweerder stelt niet ten onrechte dat van iemand die lange tijd als homoseksueel in Irak heeft gewoond en zich daar altijd onveilig heeft gevoeld, mag worden verwacht dat hij meer kennis heeft van de situatie van homoseksuelen in dat land. Eiser betwist niet dat zijn verklaringen op dit punt summier zijn. Verweerder acht verder bevreemdend dat eiser, die naar eigen zeggen halsoverkop moest vluchten nadat hij werd betrapt, zich in het land waar hij vanwege zijn gestelde geaardheid asiel aanvraagt (Nederland) niet verdiept in de situatie van homoseksuelen, ook niet als hij daar al een tijdje heeft verbleven.
8.5.
Gelet op het voorgaande, in samenhang bezien, heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat de homoseksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig is. De hiertegen gerichte beroepsgrond slaagt dus niet.
Problemen naar aanleiding van de homoseksuele geaardheid
9. Eiser stelt dat hem het voordeel van de twijfel moet worden gegund, waarbij eiser onderstreept dat hij is beschoten door [persoon A] en in het ziekenhuis is opgenomen. Eiser heeft diverse foto’s overgelegd van zijn ziekenhuisopname en zijn verwondingen.
9.1.
Verweerder heeft niet ten onrechte opgemerkt dat eiser maar weinig kan verklaren over de vader van zijn vriend [persoon B] , die bovendien zijn werkgever was. Eiser vreest voor [persoon A] omdat hij belangrijke connecties zou hebben, maar op de vraag hoe hij aan deze connecties zou komen, gaf eiser reacties als: “
Als ik niet bij mijn vader of oma verbleef, kocht de vader van [persoon B] kleren voor mij en kookte voor mij. Ik was als een zoon voor hem” (NG, blz. 15). Verweerder vindt ook dat eiser bevreemdend verklaart over zijn vlucht uit Irak. Verweerder heeft niet ten onrechte in twijfel getrokken dat oom [persoon D] genoegen zou nemen met eisers verhaal over een gevecht en een dreigende moord, mede gezien de context dat [persoon D] een veilige haven voor eiser vormde wanneer hij in conflict was met zijn vader (NG, blz. 15). Verder stelt verweerder dat eisers verklaringen over de gebeurtenissen in het ziekenhuis na de betrapping door [persoon A] vaag zijn. Het valt volgens verweerder niet goed in te zien dat eiser niet heeft gevraagd wat er is gebeurd na de beschieting in de auto of waarom er geen politieonderzoek heeft plaatsgevonden, zeker gezien het letsel dat op de door eiser overgelegde foto’s te zien is. Verweerder heeft niet ten onrechte opgemerkt dat de foto’s van de schotwond de door eiser gestelde problemen vanwege zijn homoseksuele geaardheid niet aannemelijk kunnen maken, mede bezien in het licht van de andere tegenwerpingen van verweerder.
9.2.
Voor zover eiser stelt te vrezen voor zijn vader, overweegt de rechtbank dat, zelfs als wordt aangenomen dat eiser door zijn vader is mishandeld, niet is gebleken dat er in de jaren voorafgaand aan zijn vlucht uit het land een daadwerkelijke dreiging van zijn vader uitging (en bij terugkeer nog steeds gaat). Eiser kon zich aan zijn vader onttrekken door naar zijn oom [persoon D] te gaan.
9.3.
Gelet op al het voorgaande heeft verweerder de gestelde problemen vanwege eisers homoseksuele geaardheid (relevant element 3) niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. De hiertegen gerichte beroepsgrond slaagt niet.
Vrees voor vervolging wegens Koerdische etniciteit
10. Verder betoogt eiser dat verweerder de problemen die verband houden met eisers Koerdische afkomst niet zorgvuldig heeft beoordeeld. Verweerders standpunt dat de problemen vanwege eisers afkomst niet zwaarwegend genoeg zijn acht eiser onvoldoende onderbouwd.
10.1.
Deze beroepsgrond kan ook niet slagen. Verweerder heeft de Koerdische etniciteit van eiser geloofwaardig geacht en zich op het standpunt gesteld dat uit de verklaringen van eiser niet is gebleken dat hij vanwege een hoge mate van repressie onmogelijk op maatschappelijk of sociaal gebied kon functioneren in zijn herkomstgebied in Irak.
Dat eiser volgens zijn verklaringen zijn winkel moest sluiten omdat hij Koerd is, dat Koerden niet vrij konden bewegen in Kirkuk, mishandeld werden en geslagen en dat eiser geen zelfstudie mocht doen, betekent – nog daargelaten of deze situatie sinds eisers vertrek onveranderd is – niet zonder meer dat eiser niet kon functioneren in de maatschappij. Eiser heeft meerdere keren verklaard dat deze problemen niet de aanleiding waren om Irak te verlaten. Hij heeft ook verklaard te hebben gewerkt als tegelzetter, in de bouw en op een kippenboerderij. Eiser is ook naar school gegaan (tot klas 9). Eiser wijst verder op informatie van Vluchtelingenwerk Nederland waarin het algemeen ambtsbericht Irak van 8 oktober 2021 wordt weergegeven. Eiser onderstreept: “Minderheden konden maatschappelijk geweld ervaren van de zijde van sektarische gewapende groepen, waaronder pro-Iraanse sjiitische milities”. Hieruit blijkt echter geen gegronde vrees voor vervolging vanwege eisers Koerdische etniciteit. Verder heeft verweerder terecht gesteld dat eiser zelf verklaarde dat hij in Irak zou zijn gebleven als hij niet was betrapt tijdens homoseksuele handelingen met [persoon B] . Gelet hierop kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden geconcludeerd dat eiser, vanwege discriminatie door de autoriteiten en medeburgers, zo ernstig werd beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij op maatschappelijk en sociaal gebied niet meer kon functioneren. Uit het Algemeen Ambtsbericht Irak van november 2023 volgt ook niet dat iedere Koerd die terugkeert naar Irak risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit in zijn geval anders is.
Uitstel van vertrek
11. Verder heeft eiser aangevoerd dat hij zich tegen een onmiddellijk vertrek verzet vanwege zijn psychische problematiek. Hij is erg gestrest en vreest zonder opvang te geraken.
11.1.
Eiser was op grond van artikel 62, eerste lid, van de Vw en het bestreden besluit gehouden om Nederland, het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland binnen vier weken te verlaten en dus niet onmiddellijk, nog daargelaten dat deze verplichting hangende de onderhavige beroepsprocedure is opgeschort. Voor zover eiser zich beroept op artikel 64 van de Vw, te weten dat zijn uitzetting achterwege moet blijven zolang het gelet op zijn gezondheidstoestand niet verantwoord is om te reizen, overweegt de rechtbank dat eiser zijn gestelde psychische problematiek niet heeft onderbouwd. De beroepsgrond over uitstel van vertrek slaagt niet.
SIS-signalering
12. Tot slot stelt eiser dat de signalering van het terugkeerbesluit in het Schengeninformatiesysteem (SIS) buitenproportioneel en niet zorgvuldig is, omdat het zijn eerste asielaanvraag betreft. Met deze stelling legt eiser niet uit waarom het signaleren in SIS van een terugkeerbesluit bij afwijzing van een eerste asielaanvraag onrechtmatig is. Het doel van de signalering is om te verifiëren of aan de terugkeerverplichting is voldaan en om de tenuitvoerlegging van terugkeerbesluiten te ondersteunen, waarmee een doeltreffend verwijderings- en terugkeerbeleid wordt gediend. De enkele omstandigheid dat dit eisers eerste asielaanvraag is, is op zichzelf onvoldoende om te concluderen dat de signalering onevenredig is in verhouding tot het daarmee beoogde doel. Bijkomende omstandigheden die tot een andere slotsom leiden, heeft eiser niet gesteld. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

13. Verweerder heeft de asielaanvraag terecht afgewezen. Ook het terugkeerbesluit en de SIS-signalering zijn rechtmatig. Het beroep is ongegrond en eiser komt niet in aanmerking voor een vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Feijtel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.