ECLI:NL:RBDHA:2025:3690
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluit tot bewaring van vreemdeling zonder zicht op uitzetting
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarbij aan de eiser de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser, die via een beeldverbinding aanwezig was, betoogde dat er geen zicht op uitzetting naar India was, aangezien een eerdere aanvraag voor een laissez-passer in 2023 niet had geleid tot de afgifte van documenten. De rechtbank overwoog dat het eerdere opheffen van de maatregel wegens het ontbreken van zicht op uitzetting niet in de weg staat aan het opnieuw opleggen van een maatregel, omdat de situatie inmiddels veranderd kan zijn. De rechtbank concludeerde dat er geen grond was om te oordelen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel niet waren voldaan. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Abrahams, griffier.