ECLI:NL:RBDHA:2025:4026

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
NL24.11860
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag Somalië; beoordeling van de afwijzing door de rechtbank

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, geboren in 1999 in Somalië, heeft op 4 juni 2022 asiel aangevraagd in Nederland, na eerder problemen te hebben ondervonden met de terroristische organisatie Al-Shabaab. De rechtbank heeft op 22 januari 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat er geen risico is op vervolging of ernstige schade bij terugkeer naar Somalië. Eiser heeft eerder te maken gehad met bedreigingen, ontvoering en mishandeling door Al-Shabaab, en de rechtbank concludeert dat de minister niet aan zijn zwaardere motiveringsplicht heeft voldaan. De rechtbank vernietigt het besluit van de minister en draagt deze op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de eerdere blootstelling van eiser aan vervolging. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.11860

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [#] ,
(gemachtigde: mr. A.M. van Eik),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Metalsi).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Hij heeft op 4 juni 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 21 februari 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 22 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser, [naam] als tolk en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Waarover gaat deze uitspraak?
2. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of verweerder de asielaanvraag van
eiser heeft kunnen afwijzen. De rechtbank is van oordeel dat dat niet het geval is. Het beroep is gegrond. De rechtbank legt hieronder, aan de hand van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, uit hoe zij tot dat oordeel is gekomen.
Welke omstandigheden betrekt de rechtbank in haar beoordeling?
3. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1999 en de Somalische nationaliteit te hebben. Hij heeft Somalië in 2018 verlaten en is via Turkije naar Griekenland gereisd. In mei 2022 is hij naar Nederland gereisd waar hij op 4 juni 2022 asiel heeft aangevraagd. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij bij terugkeer vreest te worden vermoord door leden van Al-Shabaab.
Wat staat er in het bestreden besluit?
4. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond en aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd. Volgens verweerder bevat het asielrelaas de volgende relevante elementen:
1. De identiteit, nationaliteit en herkomst.
2. Problemen met Al-Shabaab.
4.1.
Verweerder acht beide elementen geloofwaardig. Uit de verklaringen van eiser blijkt volgens verweerder echter niet dat hij bij terugkeer naar Somalië gegronde vrees voor vervolging heeft, als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag [1] . In paragraaf C7/30.4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) is vastgesteld dat er in Somalië geen sprake is van een uitzonderlijke situatie waarin eiser enkel door zijn aanwezigheid aldaar een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser valt ook niet onder één van de risicogroepen zoals is vermeld in paragraaf C7/30.3.2. van de Vc. Bovendien heeft eiser vijf jaar geleden de laatste telefonische bedreiging ontvangen van Al-Shabaab. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Al-Shabaab na vijf jaar nog steeds naar hem op zoek is. Ook blijkt uit de bij verweerder bekende informatie dat eiser zonder problemen kan terugreizen naar zijn geboorteplaats, Burhakaba.
Wat voert eiser aan in beroep?
5. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte niet kenbaar en inzichtelijk heeft betrokken dat eiser eerder is blootgesteld aan vervolging en ernstige schade. Eiser heeft verklaard dat leden van Al-Shabaab zijn vader in 2018 hebben vermoord omdat hij voor een ngo [2] werkzaam was. Daarna hebben zij eiser proberen te rekruteren. Toen eiser dat weigerde, hebben leden van Al-Shabaab hem in 2018 eerst bedreigd. Vervolgens hebben zij hem ontvoerd en zestien dagen gevangen gehouden, waarbij zij hem hebben mishandeld. Eiser heeft weten te ontsnappen. Na zijn vlucht is eisers moeder telefonisch bedreigd. Deze verklaringen heeft verweerder geloofwaardig geacht. Er is dus sprake van eerdere blootstelling aan vervolging en ernstige schade en dat is een duidelijke aanwijzing dat de vrees van eiser voor die vervolging gegrond is, en het risico op die ernstige schade reëel is. [3] Eiser voert aan dat verweerder dan moet motiveren dat er goede redenen zijn om aan te nemen dat die vervolging of die ernstige schade zich niet opnieuw voor zal doen. Eiser verwijst ter zitting in dit verband naar verschillende uitspraken. [4] Omdat eiser is ontsnapt, zal hij als deserteur worden aangemerkt. Uit de door eiser overgelegde bronnen blijkt dat Al-Shabaab deserteurs bestraft met de dood. [5] Bij de aanvullende gronden van 9 januari 2025 heeft eiser een verklaring van Somalië-deskundige Burns overgelegd, waarin hij het risico op represailles (als deserteur) voor eiser bevestigt. [6] Daarnaast volgt uit de door eiser overlegde bronnen en de aanvulling ter zitting dat eiser niet veilig kan terugkeren naar Burhakaba. Ook heeft verweerder niet betrokken dat eiser geen sociaal netwerk heeft in Somalië, terwijl het hebben van een sociaal netwerk een belangrijke factor is bij de vraag of het veilig is bij terugkeer naar Somalië. [7] Tot slot doet eiser ook een beroep op artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn [8] , gelet op de hoge mate van willekeurig geweld en het gebrek aan voedsel en water in Somalië.
Wat is het standpunt van verweerder?
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser geen risico loopt op ernstige schade, omdat er voldoende reden is om aan te nemen dat de schade zich niet opnieuw zal voordoen. Blijkens het algemeen ambtsbericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken [9] kan eiser veilig reizen naar Burhakaba, omdat Al-Shabaab daar verdreven is. Bovendien heeft eiser al vijf jaar geen bedreigingen meer ontvangen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij nog steeds in de negatieve belangstelling van Al-Shabaab staat en dat hij als deserteur zal worden aangemerkt. Verweerder heeft zich ter zitting, onder verwijzing naar het ambtsbericht [10] , op het standpunt gesteld dat Al-Shabaab niet actief zoekt naar gedeserteerde leden met lagere rangen. Tenslotte verwijst verweerder naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 29 april 2024. [11]
Zijn er goede redenen om aan te nemen dat eiser bij terugkeer geen vervolging of ernstige schade hoeft te vrezen?
7. Bij de beantwoording van de vraag of eiser bij terugkeer te vrezen heeft voor Al-Shabaab, is het volgende juridisch kader van belang. Artikel 4, vierde lid van de Kwalificatierichtlijn [12] is geïmplementeerd in artikel 31, vijfde lid van de Vw. Uit dit artikellid volgt dat eerdere blootstelling aan vervolging of ernstige schade een duidelijke aanwijzing vormt voor gegronde vrees voor het reële risico om hieraan opnieuw te worden blootgesteld, tenzij er goede redenen zijn om aan te nemen dat die vervolging of ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen. Uit paragraaf 4.1, onderdeel a, van Werkinstructie 2014/10, dat gold ten tijde van het bestreden besluit, volgt dat het aan verweerder is om te motiveren dat het niet aannemelijk is dat de vreemdeling opnieuw het slachtoffer zal worden van een met artikel 3 van het EVRM [13] strijdige behandeling. [14] Er rust dus een zwaardere motiveringsplicht op verweerder dan voor asielaanvragen waarbij geen sprake is van een eerdere blootstelling aan vervolging of ernstige schade.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet aan die zwaardere motiveringsplicht heeft voldaan. Zo heeft verweerder de geloofwaardig geachte problemen van eiser in Somalië onvoldoende kenbaar betrokken in het bestreden besluit. Verweerder heeft geloofwaardig geacht dat Al-Shabaab zijn vader heeft vermoord, dat zij eiser hebben bedreigd, ontvoerd en mishandeld, en dat zij na eisers vlucht zijn moeder hebben bedreigd. Los van de vraag of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij als deserteur zal worden aangemerkt, blijkt hieruit dat eiser, en ook zijn familie, in het verleden is blootgesteld aan vervolging of ernstige schade van de zijde van Al-Shabaab. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er goede redenen zijn om aan te nemen dat eiser niet opnieuw het slachtoffer zal worden van een behandeling in strijd met het Vluchtelingenverdrag of artikel 3 van het EVRM. Dat eiser vijf jaar geleden de laatste telefonische bedreiging van Al-Shabaab heeft ontvangen en dat het niet aannemelijk is dat Al-Shabaab na vijf jaar nog steeds naar eiser op zoek is, is een onvoldoende motivering. Het is immers denkbaar dat door de eerdere negatieve aandacht voor eiser en mogelijk ook zijn familie, de beoordeling van de toekomstige vrees anders uitvalt. Eiser heeft daarnaast verklaard dat hij het contact met zijn familieleden sinds 2019 is verloren, zodat hij ook niet kan weten of zij nog bedreigingen hebben ontvangen. Uit het nader gehoor [15] blijkt dat eiser wel heeft geprobeerd contact te krijgen met zijn moeder, maar dat dit niet is gelukt, omdat het telefoonnummer van zijn moeder geblokkeerd is. De verwijzing van verweerder ter zitting naar de passage in het ambtsbericht over deserteurs, acht de rechtbank ook onvoldoende. Uit de betreffende passage in het ambtsbericht blijkt weliswaar dat Al-Shabaab niet actief zoekt naar gedeserteerde leden met lagere rangen, maar dat zij wel kunnen worden vermoord wanneer ze worden ontdekt. [16] Daarnaast heeft Somalië-expert Burns verklaard dat het risico op represailles erg hoog is in het geval iemand aan Al-Shabaab heeft weten te ontsnappen. Ook heeft verweerder bij de vraag of de terugkeer voor eiser veilig is, ten onrechte niet betrokken dat hij geen sociaal netwerk heeft in Somalië. Uit het ambtsbericht volgt dat dit een belangrijke factor is voor veilige terugkeer en vestiging in Somalië. [17] Eiser heeft in beroep verschillende bronnen [18] aangehaald, waaruit blijkt dat de gebieden rondom Burhakaba wel onder de macht van Al-Shabaab staan, en zelfs als zogenaamde ‘attack zones’ worden aangemerkt. De stelling van verweerder dat uit het ambtsbericht blijkt dat Burhakaba niet onder de machtssfeer van Al-Shabaab valt, acht de rechtbank daarom onvoldoende. Zonder nadere motivering kan niet worden geconcludeerd dat eiser veilig naar Burhakaba terug kan keren en zich daar kan vestigen. Daarbij komt dat eiser heeft aangevoerd dat, toen hij in 2018 problemen van de zijde van Al-Shabaab ondervond, Burhakaba ook niet onder de machtssfeer van Al-Shabaab viel. De verwijzing van verweerder naar de Afdelingsuitspraak van 29 april 2024 treft geen doel, nu het in die zaak, anders dan bij eiser, ging om een ongeloofwaardig bevonden asielrelaas. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat er goede redenen zijn om aan te nemen dat vervolging of ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen.
De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

9. Verweerder heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als ongegrond. Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:46 van de Awb. Er is immers een motiveringsgebrek. Dit betekent dat verweerder in het nieuwe besluit moet ingaan op de geloofwaardig bevonden persoonlijke negatieve aandacht in het verleden en hoe dat doorwerkt in de beoordeling of eiser bij terugkeer te vrezen heeft voor vervolging, dan wel een risico loopt op ernstige schade. Omdat verweerder een nieuwe beoordeling dient te maken, zal de rechtbank de overige beroepsgronden van eiser niet bespreken. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
9.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening moet houden met deze uitspraak. Eiser heeft de rechtbank ter zitting verzocht om verweerder hiervoor een termijn van vier weken te geven, gelet op de lange duur van zijn procedure. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de situatie van eiser, ziet de rechtbank geen reden om een kortere beslistermijn om te leggen. De rechtbank geeft verweerder zes weken om een nieuw besluit te nemen.
9.2.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,-, omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 21 februari 2024;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.J. van Beek, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Zoon, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
2.Niet-gouvernementele organisatie.
3.Dat volgt uit artikel 31, vijfde lid, van de Vw.
4.Uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 2 oktober 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:1665, uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 augustus 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:18252 en de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 25 oktober 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:17864.
5.UNHCR, ‘International Protection Considerations with Regard to People Fleeing Somalia’, pagina 86.
6.Mailwisseling Vluchtelingenwerk Nederland met Tony Burns, expert bij de Somalische ngo SAACID, 2 mei 2024.
7.Algemeen ambtsbericht Somalië van juni 2023, pagina 42 en 43.
8.Richtlijn 2011/95/EU.
9.Algemeen ambtsbericht Somalië van juni 2023.
10.Pagina 43.
11.Uitspraak van de Afdeling van 29 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024.1805.
12.Richtlijn 2011/95/EU.
13.Het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden.
14.Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 15 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3464.
15.Nader gehoor, pagina 21 en 22.
16.Ambtsbericht Somalië van juni 2023, paragraaf 2.5.4, pagina 43.
17.Ambtsbericht Somalië van juni 2023, paragraaf 2.5.4, pagina 43.
18.Onder meer het EUAA rapport, ‘Country Guidance Somalia’ van augustus 2023, Critical Threats, Al Shabaab’s Area of Operations, 1 november 2023, https://www.criticalthreats.org/analysis/al-shabaabs-area-of-operations, en het ambtsbericht Somalië van juni 2023.