ECLI:NL:RBDHA:2025:4075

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
NL24.31278
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid identiteit en nationaliteit

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiseres, die stelt de Somalische nationaliteit te hebben, heeft haar aanvraag ingediend op 16 april 2023. De aanvraag werd afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de minister de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres niet geloofwaardig achtte. Eiseres heeft een verleden van bedreigingen en geweld door Al-Shabaab in Somalië, wat haar vlucht naar Nederland verklaart. De rechtbank heeft de zaak op 12 februari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat eiseres haar Somalische identiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank wijst op de gebrekkige documentatie en de mogelijkheid van vervalsingen in Somalië. Eiseres heeft een Keniaans paspoort gebruikt voor haar reis naar Nederland, wat de minister als bewijs voor de Keniaanse nationaliteit aanmerkt. De rechtbank oordeelt dat de minister het voornemen van 15 februari 2024 mocht intrekken en een nieuw voornemen tot afwijzing mocht uitbrengen, omdat dit in lijn was met de laatste feiten en rechtspraak. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.31278

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.G. Matze),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen: de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 18 juli 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep op 12 februari 2025 op zitting behandeld in Breda. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Eiseres stelt de Somalische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1996. Zij heeft op 16 april 2023 in Nederland een asielaanvraag ingediend.
2. Aan de asielaanvraag heeft eiseres ten grondslag gelegd dat zij in Somalië werkte als secretaresse voor de overheid nadat haar vader en broer waren vermoord. Hierdoor is zij in problemen gekomen met Al-Shabaab. Eiseres is malen telefonisch bedreigd en beschoten door Al-Shabaab. Na het verblijf van eiseres in het ziekenhuis is haar zus op een dag niet meer thuisgekomen en sindsdien vermist. Drie dagen na de vermissing van haar zus is eiseres vertrokken naar Kenia, waar zij een maand verbleef. Vervolgens is eiseres teruggekeerd naar Somalië en heeft zij zich gevestigd in Kismayo waar zij ondergedoken heeft gezeten uit angst voor Al-Shabaab. Vervolgens is eiseres via Kenia en Turkije naar Nederland gevlucht. Een tussenpersoon heeft eiseres een Keniaans paspoort verstrekt en de reis geregeld. Op het vliegveld heeft eiseres het paspoort weer aan deze persoon afgestaan. Eiseres vreest bij terugkeer naar Somalië voor Al-Shabaab en voor problemen omdat zij een alleenstaande vrouw is.
3. Verweerder heeft met het bestreden besluit de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder handhaaft het voornemen van 19 juni 2024 en acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres niet geloofwaardig. Verweerder heeft hierbij de door eiseres overgelegde documenten betrokken. Gelet op de wijze waarop documenten in Somalië kunnen worden verkregen en het feit dat eiseres in het bezit is geweest van een Keniaans paspoort, waarmee zij heeft gereisd, concludeert verweerder dat aan de Somalische identiteitskaart niet de waarde gehecht kan worden die eiseres wenst. Voorts is niet gebleken dat eiseres niet de Keniaanse nationaliteit bezit. Ten aanzien van de nationaliteitsverklaring uit Brussel heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat aan dat document evenmin de waarde kan worden gehecht die eiseres daaraan toekent. Verweerder wijst daarbij op de wijze waarop de nationaliteitsverklaring is afgegeven door het consulaat in Brussel, en op het feit dat eiseres in het bezit is geweest van een Keniaans paspoort waarmee zij is ingereisd. Volgens verweerder zijn het certificaat met referentienummer [nummer 1], de cijferlijst met referentienummer [nummer 2] en de cijferlijst met referentienummer [nummer 3] geen identificerende documenten, waardoor ook deze stukken de Somalische nationaliteit van eiseres niet kunnen onderbouwen. De overige documenten konden niet op echtheid worden onderzocht waardoor niet kan worden vastgesteld of deze juist zijn. Daarnaast zijn ook deze stukken geen identificerende documenten. Volgens verweerder zal het opvragen van een Somalisch paspoort bij het consulaat in Brussel niet tot een andere conclusie leiden. Tot slot is het eerdere voornemen van 29 februari 2024 (waarbij wel werd uitgegaan van de gestelde identiteit, herkomst en Somalische nationaliteit) ingetrokken. Dit voornemen maakt dus geen onderdeel meer uit van de besluitvorming. Nu de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres ongeloofwaardig zijn geacht, kunnen de problemen van eiseres in Somalië, gelet op de vaste jurisprudentie, volgens verweerder niet worden getoetst.
4. Eiseres voert hiertegen het volgende aan. Volgens eiseres kan het oude voornemen niet zomaar worden ingetrokken. Dit levert een schending van het vertrouwensbeginsel op. Bovendien meent eiseres dat zij nog onder het oude beleid valt dat ten tijde van het uitbrengen van het eerste voornemen gold. Het dient voor rekening en risico van verweerder te komen dat zij in het eerste voornemen ander beleid als uitgangspunt heeft genomen. Verweerder heeft de eerdere zienswijze niet weersproken. Hieruit volgt volgens eiseres dat de gestelde problemen in Somalië zijn komen vast te staan. Dat eiseres de Keniaanse nationaliteit zou bezitten, is gebaseerd op speculaties van verweerder. Eiseres heeft een origineel Somalisch document overgelegd waarmee haar Somalische nationaliteit is komen vast te staan. Dat er ook falsificaten te koop zijn, doet daar niet aan af.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Ontvankelijkheid
5. Bij brief van 29 augustus 2024 heeft verweerder de rechtbank bericht dat eiseres met onbekende bestemming is vertrokken. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiseres op 10 september 2024 meegedeeld nog steeds contact te hebben met eiseres. Verder heeft de gemachtigde van eiseres ter zitting meegedeeld dat zij na het opstellen van de beroepsgronden van 1 september 2024 geen contact meer heeft gehad met eiseres. Zij heeft daarbij toegelicht dat het contact met eiseres moeizaam verloopt. Daarnaast heeft de gemachtigde van eiseres verteld dat eiseres naar familie in Limburg is vertrokken. Het precieze adres van eiseres is bij de gemachtigde niet bekend. De rechtbank acht het contact tussen de gemachtigde en eiseres gebrekkig, maar wel aanwezig. Gelet op de ontwikkelingen over dit onderwerp in de rechtspraak van de Afdeling [1] en het uitgangspunt dat de rechter terughoudend moet zijn met het oordeel dat het procesbelang van een partij ontbreekt, concludeert de rechtbank dat eiseres nog procesbelang heeft.
Bevoegdheid minister
6. Met ingang van 2 juli 2024 is de beslissingsbevoegdheid in het Nederlandse vreemdelingenrecht overgegaan van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid naar de minister van Asiel en Migratie. [2] De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit, dat dateert van na 2 juli 2024, is ondertekend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Ter zitting heeft de namens de minister van Asiel en Veiligheid verschenen gemachtigde het standpunt ingenomen dat deze minister het bestreden besluit voor haar rekening neemt. De ondertekening van het bestreden besluit door een bestuursorgaan dat daartoe niet bevoegd is, is een gebrek. Eiseres is daardoor echter niet in haar belangen geschaad. Voor eiseres was het immers duidelijk, althans had het voor haar duidelijk moeten zijn, dat het bestreden besluit door de Immigratie- en Naturalisatiedienst namens de bevoegde autoriteit was genomen. Daarom kan dit gebrek worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.
Voornemen
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het voornemen van 15 februari 2024 heeft kunnen intrekken en daarvoor op 19 juni 2024 een ander voornemen tot afwijzing in de plaats mocht stellen. Het kan verweerder niet worden tegengeworpen dat hij beslissingen voorbereidt met inachtneming van de laatste bekende feiten en omstandigheden en het laatst bekende recht. Na het uitbrengen van het voornemen van 15 februari 2024 heeft de Afdeling op 14 maart 2024 een uitspraak gedaan in een vergelijkbare zaak. [3] In deze uitspraak heeft de Afdeling het toetsingskader en de bewijslastverdeling uiteengezet in asielzaken waarin de nationaliteit van de vreemdeling ter discussie staat. Nu het voornemen van 15 februari 2024 niet aan die kaders voldeed, heeft verweerder dat voornemen kunnen intrekken en een nieuw voornemen kunnen uitbrengen, met inachtneming van de uitspraak van de Afdeling. Verweerder is in het nieuwe voornemen teruggekomen op zijn eerdere standpunt dat hij de door eiseres gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst volgde. De rechtbank ziet niet in waarom verweerder in de besluitvormingsfase niet zou mogen terugkomen op een eerder ingenomen standpunt. Eiseres heeft op het gewijzigde standpunt ook bij zienswijze kunnen reageren. De stelling dat verweerder het vertrouwensbeginsel heeft geschonden, wordt dan ook verworpen.
Geloofwaardigheid van identiteit, nationaliteit en herkomst
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bij eiseres uit mogen gaan van de Keniaanse nationaliteit. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
9. In het Algemeen Ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken van juni 2023 over Somalië staat dat Somalië geen alomvattend nationaal registratiesysteem of burgerlijke stand kent. [4] Er is in Somalië geen betrouwbaar persoonsregistratiesysteem, waardoor de authenticiteit van een document moeilijk is vast te stellen. Verder wordt melding gemaakt van corruptie bij Somalische overheidsinstanties; het is betrekkelijk eenvoudig om aan vervalste documenten of documenten met valse identiteitsgegevens te komen. In dit licht moeten de door eiseres overgelegde documenten ter staving van haar gestelde Somalische nationaliteit worden beoordeeld.Dat Bureau Documenten de Somalisch identiteitskaart, de nationaliteitsverklaring, het certificaat met referentienummer [nummer 1], de cijferlijst met referentienummer [nummer 2] en cijferlijst met referentienummer [nummer 3] een positief advies heeft gegeven, wil naar het oordeel van de rechtbank niet zeggen dat de documenten ook legaal zijn verkregen. Dit maakt dat verweerder uit deze documenten niet hoefde af te leiden dat eiseres de Somalische nationaliteit heeft.
10. Verweerder heeft zich ook overigens niet ten onrechte en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres haar gestelde Somalische identiteit, nationaliteit en herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank stelt vast dat in het dossier zich een kopie bevindt van het door eiseres voor haar reis naar Nederland gebruikte Keniaans paspoort. Verweerder heeft zich ten aanzien daarvan terecht op het standpunt gesteld dat nergens tijdens haar reis is geconstateerd dat het om een vals paspoort gaat. Zoals volgt uit de bovengenoemde uitspraak van de Afdeling van 14 maart 2024 is het dan aan eiseres om te bewijzen dat het gebruikte Keniaans paspoort op frauduleuze wijze is verkregen en dat eiseres dus niet de Keniaanse nationaliteit bezit. Daarbij mag van haar worden verwacht dat zij alles doet waartoe zij redelijkerwijs in staat is, om een verklaring te verkrijgen van de autoriteiten die het paspoort hebben afgegeven waaruit blijkt of zij het betreffende paspoort aanmerken als rechtsgeldig afgegeven en/of eiseres als hun onderdaan beschouwen. Niet is gesteld of gebleken dat eiseres enige moeite heeft gedaan om contact op te nemen met de Keniaanse diplomatieke vertegenwoordiging.
Asielrelaas
11. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat een asielmotief slechts betekenis heeft tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van een vreemdeling en dat een verdere beoordeling van het asielrelaas niet kan worden verricht wanneer de vreemdeling deze elementen niet aannemelijk heeft gemaakt. [5] Nu eiseres haar identiteit, nationaliteit en herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt, heeft verweerder een inhoudelijke beoordeling van het asielrelaas achterwege kunnen laten.
Kennelijk ongegrond
12. Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw kan verweerder de asielaanvraag afwijzen als kennelijk ongegrond als de vreemdeling hem heeft misleid door omtrent zijn identiteit of nationaliteit valse informatie of documenten te verstrekken of door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing hadden kunnen hebben, achter te houden. Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw kan verweerder een asielaanvraag afwijzen als kennelijk ongegrond als de vreemdeling een identiteitsdocument heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan.
13. Gelet op wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen heeft verweerder kunnen concluderen dat eiseres hem heeft misleid over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst. Daarnaast heeft eiseres het Keniaanse paspoort waarmee zij heeft gereisd afgegeven aan de reisagent. Hierdoor was het voor verweerder niet mogelijk op het paspoort te onderzoeken op echtheid.
Conclusie
14. De asielaanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
15. Gelet op het hiervoor onder 6. geconstateerde gebrek zal de rechtbank verweerder veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. [6] Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814 (achttienhonderdveertien euro).
Deze uitspraak is gedaan op 14 maart 2025 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Zie hiervoor de uitspraak van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.
2.Zie het Koninklijk besluit van 2 juli 2024 tot instelling van een Ministerie van Asiel en Migratie, Stcrt. 4 juli 2024, nr. 22497.
4.pagina 49.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 15 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:29.
6.Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 30 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2254.