ECLI:NL:RBDHA:2025:4079
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter behandelt het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 13 februari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting, omdat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser, die stelt de Syrische nationaliteit te hebben, is op doorreis geweest en heeft in Spanje 48 uur vastgezeten zonder zicht op vrijheid. Hij heeft zijn vingerafdrukken moeten afgeven en is vervolgens bevolen het Spaanse grondgebied te verlaten. Eiser betoogt dat de behandeling van zijn asielaanvraag onrechtvaardig is, omdat hij geen bijstand van een tolk heeft gehad en er aanwijzingen zijn dat Spanje zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank overweegt dat op grond van de Dublinverordening de verantwoordelijkheid voor de behandeling van een asielverzoek rust bij de lidstaat waarvan de vreemdeling de grens op illegale wijze heeft overschreden. In dit geval is dat Spanje, aangezien eiser op 12 oktober 2024 illegaal via Spanje het grondgebied van de lidstaten is ingereisd. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van systematische tekortkomingen in het Spaanse asiel- en opvangsysteem. De beroepsgronden slagen niet, en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, en eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.