ECLI:NL:RBDHA:2025:4079

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
NL25.7649 en NL25.7650
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter behandelt het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 13 februari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting, omdat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser, die stelt de Syrische nationaliteit te hebben, is op doorreis geweest en heeft in Spanje 48 uur vastgezeten zonder zicht op vrijheid. Hij heeft zijn vingerafdrukken moeten afgeven en is vervolgens bevolen het Spaanse grondgebied te verlaten. Eiser betoogt dat de behandeling van zijn asielaanvraag onrechtvaardig is, omdat hij geen bijstand van een tolk heeft gehad en er aanwijzingen zijn dat Spanje zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank overweegt dat op grond van de Dublinverordening de verantwoordelijkheid voor de behandeling van een asielverzoek rust bij de lidstaat waarvan de vreemdeling de grens op illegale wijze heeft overschreden. In dit geval is dat Spanje, aangezien eiser op 12 oktober 2024 illegaal via Spanje het grondgebied van de lidstaten is ingereisd. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van systematische tekortkomingen in het Spaanse asiel- en opvangsysteem. De beroepsgronden slagen niet, en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, en eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.7649 en NL25.7650
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. M. Taheri),
en

de minister van Asiel en Migratie,

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 13 februari 2025 niet in behandeling genomen omdat Spanje ervoor verantwoordelijk is.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting. Het beroep is namelijk kennelijk ongegrond. [1] Hieronder legt de rechtbank dit uit.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser stelt de Syrische nationaliteit te hebben en op [geboortedag] 1999 te zijn geboren. Verweerder heeft de asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser stelt op doorreis te zijn geweest en in Spanje te zijn aangehouden, waar hij zonder zicht op vrijheid of reden van gevangenhouding 48 uur is vastgehouden en zijn vingerafdrukken heeft moeten afgeven, waarna hem is bevolen het Spaanse grondgebied te verlaten. Het laten afgeven van een vingerafdruk zonder uit te leggen waar dit voor diende, kan niet zomaar en om dit te bestempelen als een verzoek om internationale bescherming is onrechtvaardig. Eiser heeft geen bijstand gehad van een tolk.. Het is aannemelijk dat vreemdelingen in een Dublinzaak vaker worden belemmerd. Verweerder had de asielaanvraag van eiser, op grond van het voorgaande, op grond van artikel 17, eerste lid Dublinverordening aan zich moeten trekken nu er aanwijzingen zijn dat Spanje zijn internationale verplichtingen niet nakomt en op mensonterende wijze met eiser om is gegaan.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Totstandkoming van het verzoek
5. De rechtbank overweegt allereerst dat op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening de verantwoordelijkheid voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming rust bij de lidstaat waarvan de vreemdeling de grens op illegale wijze heeft overschreden. Deze verantwoordelijkheid eindigt twaalf maanden nadat de illegale overschrijding heeft plaatsgevonden. Uit het procesdossier volgt dat eiser op 12 oktober 2024 illegaal via Spanje het grondgebied van de lidstaten ingereisd is. Nu het claimakkoord binnen twaalf maanden na de illegale grensoverschrijding tot stand is gekomen is Spanje de verantwoordelijke lidstaat. De enkele stelling van eiser dat hij geen asielverzoek heeft ingediend, maakt niet dat verweerder niet zou mogen uitgaan van de juistheid van de informatie uit het Eurodac-systeem.
Interstatelijke vertrouwensbeginsel
6. In Dublinzaken geldt het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat verweerder er als uitgangspunt op mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken indien de vreemdeling aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [2] of artikel 4 van het Handvest [3] .
6.1
Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hierin niet geslaagd. De rechtbank verwijst allereerst naar een aantal uitspraken [4] waarin de hoogste bestuursrechter (de Afdeling) heeft geoordeeld dat er ten aanzien van Spanje nog altijd kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Daarbij is onder andere ingegaan op de onderwerpen (toegang tot) de asielprocedure, juridische bijstand, opvangomstandigheden en toegang tot een onafhankelijke rechter.
6.2
Uit het persoonlijk relaas van eiser blijkt niet dat er sprake is van systematische tekortkomingen in het Spaanse asiel- en opvangsysteem. Het is aan eiser om met concrete aanwijzingen aannemelijk te maken dat er niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Voor zover eiser stelt dat hij in Spanje gedetineerd werd, verplicht zijn vingerafdrukken af moest geven, mensonterend behandeld is en geen recht op een tolk had, ligt het op de weg van eiser om zich bij de Spaanse autoriteiten dan wel de daartoe geëigende instanties te beklagen. Niet is gebleken dat dit voor eiser, vanwege zijn medische omstandigheden of anderszins, onmogelijk is.
Artikel 17 van de Dublinverordening
7. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat verweerder gehouden was gebruik te maken van diens discretionaire bevoegdheid overeenkomstig artikel 17 van de Dublinverordening. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat hetgeen eiser heeft aangevoerd, geen zodanig bijzondere, individuele omstandigheden betreffen dat deze maken dat zijn overdracht aan Spanje van een zodanige onevenredige hardheid getuigt waardoor verweerder het asielverzoek aan zich had moeten trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser heeft zijn verklaringen niet onderbouwd.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank twijfelt hier niet over. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
9. Nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit [5] , wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
10. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.A. Vinken, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van J. Dommerholt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:364, van 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1268, van 8 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2231,27 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2880 en ECLI:NL:RVS:2024:2548.
5.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Awb.