ECLI:NL:RBDHA:2025:408

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
NL24.50777 en AWB24/21433
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen plaatsingsbesluit en vrijheidsbeperkende maatregel in het bestuursrecht

Op 14 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser, een Syrische asielzoeker, beroep heeft ingesteld tegen een plaatsingsbesluit van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COa) en een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Het COa had op 21 november 2024 besloten eiser te plaatsen in de Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen, en de minister had een maatregel van vrijheidsbeperking opgelegd. Eiser betoogde dat het plaatsingsbesluit onzorgvuldig was voorbereid en dat er geen GZA-akkoord in het dossier aanwezig was. Hij voerde ook aan dat er geen lichter middel was opgelegd en dat de wettelijke basis voor de maatregelen onvoldoende was. De rechtbank oordeelde dat er wel degelijk een GZA-akkoord aanwezig was en dat het COa terecht geen lichter middel had opgelegd, gezien de incidenten waarbij eiser betrokken was geweest. De rechtbank concludeerde dat de beroepen ongegrond waren en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.50777 en AWB 24/21433

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 januari 2024 in de zaken tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. M. Pater),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers, het COa,

evenals

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. M. Weerman).

Inleiding

1. Het COa heeft op 21 november 2024 besloten om eiser op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid van de Regelingen verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) in de Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen te plaatsen (het plaatsingsbesluit).
1.1.
De minister heeft op 21 november 2024 aan eiser de maatregel van vrijheidsbeperking op grond van artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd (de vrijheidsbeperkende maatregel).
1.2.
Eiser heeft tegen het plaatsingsbesluit (AWB24/21433) en de vrijheidsbeperkende maatregel (NL24.50777) beroep ingesteld. Eiser heeft hierbij verzocht om schadevergoeding.
1.3.
Het COa heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 10 januari 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Overwegingen

2. Eiser stelt de Syrische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum].
3. Uit het plaatsingsbesluit volgt dat eiser sinds 4 januari 2024 op de opvanglocatie in Zweeloo verblijft. Verder blijkt dat eiser in het jaar 2024 eiser betrokken is geweest bij meerdere incidenten waaronder viermaal agressie en geweld tegen personen fysiek, zesmaal agressie en geweld tegen personen verbaal en driemaal agressie en geweld tegen personen non-verbaal. Naar aanleiding van deze incidenten heeft het COa verschillende maatregelen opgelegd om een positieve gedragsverandering bij eiser teweeg te brengen. Zo heeft het COa onder andere vier correctiegesprekken met eiser gevoerd en heeft het COa aan eiser tweemaal een ROV-04 maatregel en tweemaal een ROV-06 maatregel, éénmaal een leermaatregel, éénmaal een ROV-01 maatregel en éénmaal een ROV-02 maatregel opgelegd. Eiser heeft ondanks deze maatregelen volgens het COa zijn gedrag niet verbeterd.
3.1.
Door het COa is verder geconstateerd dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die zijn te kwalificeren als gedragingen met een zeer grote impact. Zo is eiser op 20 november 2024 betrokken geweest bij een incident op de opvanglocatie in Zweeloo. Het COa heeft het incident - kort samengevat - als volgt beschreven. Eiser had in de ochtend verdovende middelen gebruikt en stond daarna bij de ingang van het Jobcenter die bij de COa-locatie hoort. Eiser reageerde geagiteerd op begroetingen van de COa-medewerkers, was luidkeels tegen andere bewoners aan het praten en nam een dreigende houding aan richting de medewerkers. Hij bedreigde de COa-medewerkers door met gestrekte armen en afwisselend gebalde vuisten of een wijsvinger richting hen te wijzen. Vervolgens liep eiser de koffieruimte binnen, begon hij te schreeuwen en richting bewoners en medewerkers te slaan met zijn jas. De medewerkers van het COa hebben dwang toegepast om verdere escalatie te voorkomen. Eisers zienswijze naar aanleiding van het voornemen om de maatregel op te leggen, heeft het COa geen aanleiding gegeven om een ander standpunt in te nemen. Eisers gedragingen zijn volgens het COa wat betreft aard en omvang zodanig ernstig dat dit plaatsing in de HTL rechtvaardigt.
4. De minister heeft eiser door middel van de vrijheidsbeperkende maatregel verplicht om zich met ingang van 21 november 2024 op te houden in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bij het besluit gevoegde plattegrond aangegeven gebieden. Volgens de minister vordert het belang van de openbare orde het opleggen van de maatregel op grond van artikel 56 van de Vw. Dit blijkt uit het plaatsingsbesluit van het COa van 21 november 2024 en de incidenten die daarin zijn opgenomen. De minister is niet gebleken van omstandigheden die in de weg staan aan het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel.
Standpunten eiser
5. Eiser betoogt dat het plaatsingsbesluit onzorgvuldig is voorbereid. Eiser stelt dat er geen GZA-akkoord in het dossier aanwezig is. Eiser betoogt verder dat door het ontbreken van de medische stukken, het voor hem niet mogelijk is om te bepalen of het GZA, bij het uitbrengen van een medisch advies, alle relevante persoonlijke omstandigheden in acht heeft genomen. Eiser stelt dat het COa nader onderzoek had moeten verrichten en verwijst hierbij naar de uitspraak van deze rechtbank en deze zittingsplaats van 27 december 2023. [1] Eiser voert aan dat hij onder behandeling staat bij een psychiater en dat er dus sprake is van medische omstandigheden waar rekening mee gehouden had moeten worden.
5.1.
Eiser betoogt dat ten onrechte geen lichter middel is opgelegd. De standaardoverweging is volgens eiser onvoldoende en eiser verwijst naar een uitspraak van deze rechtbank en deze zittingsplaats van 16 mei 2024. [2] Dit geldt in het bijzonder wegens de omstandigheden waaronder het incident is verlopen.
5.2.
Eiser betoogt ten slotte dat het plaatsingsbesluit en de vrijheidsbeperkende maatregel onvoldoende wettelijke basis hebben. Binnen de HTL wordt onbevoegd geweld gebruikt en wordt het recht op privéleven geschonden vanwege de verregaande inbreuk op eisers privacy. Eiser verwijst hierbij naar een artikel van mr. F.W. Verbaas in de A&MR en een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond. [3]
Oordeel rechtbank ten aanzien van het plaatsingsbesluit
6. De rechtbank stelt vast dat er een GZA-akkoord in het dossier aanwezig is en dat dit akkoord is gegeven voordat eiser werd overgeplaatst naar de HTL. De rechtbank overweegt dat GZA op 21 november 2024 akkoord is gegaan met overplaatsing van eiser naar de HTL en geen belemmeringen heeft geconstateerd. De rechtbank volgt eiser dus niet in zijn stelling dat het GZA-akkoord ontbreekt. De beroepsgrond slaagt niet.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat het COa terecht geen lichter middel aan eiser heeft opgelegd. Hiertoe overweegt de rechtbank dat het COa twee weken eerder een time-out had opgelegd aan eiser van één week en dat eiser bij terugkomst op de locatie na twee dagen het onderhavige incident heeft veroorzaakt. Een lichtere ROV-maatregel heeft het COa, gelet op het incident en het onveranderde gedrag van eiser, daarom terecht niet aan eiser opgelegd. De verwijzing van eiser naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats gaat niet op, omdat het geen gelijke gevallen zijn. In die uitspraak betrof het een vreemdeling die al twee jaar in de opvang van het COa verbleef en nooit incidenten van enige betekenis had veroorzaakt. De beroepsgrond slaagt niet.
6.2.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat plaatsing in de HTL een onvoldoende wettelijke grondslag heeft. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 11 september 2024 [4] en uitspraken van deze rechtbank en deze zittingsplaats. [5] In wat eiser naar voren heeft gebracht ziet de rechtbank geen aanknopingspunten om af te wijken van het oordeel van de Afdeling. De rechtbank is verder van oordeel dat de verwijzing van eiser naar het artikel van mr. F.W. Verbaas in de A&MR en de verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, geen doel treffen. De rechtbank overweegt dat hoewel de Afdeling in haar uitspraak niet expliciet op het artikel of de uitspraak ingaat, dit niet betekent dat de inhoud van het artikel of de uitspraak onbekend was, of dat dit had kunnen leiden tot een ander oordeel. De rechtbank ziet verder in de genoemde bijdrage en het overige wat door eiser is aangevoerd geen concrete aanknopingspunten die afbreuk zouden kunnen doen aan het oordeel van de Afdeling. De beroepsgrond slaagt niet.
Oordeel rechtbank ten aanzien van de vrijheidsbeperkende maatregel
7. Omdat de ongegrondverklaring van het beroep tegen het plaatsingsbesluit en de vrijheidsbeperkende maatregel volledig steunt op dat besluit, is de rechtbank van oordeel dat het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel eveneens ongegrond moet worden verklaard.
7.1.
Het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel is ongegrond.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier op 14 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen het plaatsingsbesluit, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel, staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

3.“Over geweldgebruik, de ROV-kamer en de vreemde wereld van boa’s”, A&MR 2024-4; uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond van 19 april 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:5603.
5.Rb. Den Haag zp. Groningen 16 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:1889 en 3 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:1079.