Op 14 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser, een Eritrese asielzoeker, beroep heeft ingesteld tegen een plaatsingsbesluit van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COa) en een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Het COa had op 28 november 2024 besloten eiser te plaatsen in de Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen, na verschillende incidenten van agressie en geweld. Eiser heeft tegen dit besluit en de vrijheidsbeperkende maatregel beroep ingesteld, waarbij hij schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft op 10 januari 2025 de beroepen behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De minister was vertegenwoordigd door haar gemachtigde.
De rechtbank overweegt dat eiser niet in zijn belangen is geschaad en dat zijn recht op rechtsbijstand niet is geschonden, aangezien hij de mogelijkheid had om zijn advocaat te bellen. De rechtbank stelt vast dat er een GZA-akkoord in het dossier aanwezig is en dat het COa terecht geen lichter middel heeft opgelegd, gezien de ernst van de incidenten. De rechtbank concludeert dat het plaatsingsbesluit en de vrijheidsbeperkende maatregel voldoende wettelijke grondslag hebben en verklaart de beroepen ongegrond. Eiser's verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Tegen de uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State voor het beroep tegen het plaatsingsbesluit, maar niet voor de vrijheidsbeperkende maatregel.