Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor zijn moeder en zijn broers, op grond van artikel 8 van het EVRM. Eiser heeft de aanvragen op 11 september 2023 ingediend, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn is echter verlengd met drie maanden, waardoor de minister uiterlijk op 10 maart 2024 een besluit had moeten nemen. Aangezien er geen besluit is genomen, heeft eiser de minister op 28 mei 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld en op 3 december 2024 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep tijdig is ingesteld en kennelijk gegrond is.
De rechtbank legt de minister een termijn van twee weken op om een besluit bekend te maken, maar in dit geval is er sprake van een bijzonder geval, waardoor een langere termijn van acht weken wordt opgelegd. De rechtbank bepaalt dat de minister een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Eiser verzoekt ook om vaststelling van de verbeurde bestuurlijke dwangsommen, die op € 1.442 worden vastgesteld. De rechtbank veroordeelt de minister tot betaling van de proceskosten van eiser en het griffierecht. De uitspraak is gedaan op 18 maart 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, en openbaar gemaakt.