ECLI:NL:RBDHA:2025:4282

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
NL24.42413
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas van een alleenstaande minderjarige vreemdeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2025, wordt de asielaanvraag van eiser, een alleenstaande minderjarige vreemdeling, beoordeeld. Eiser had op 13 juni 2022 asiel aangevraagd in Nederland, waarbij hij stelde dat hij in Afghanistan was misbruikt als dansjongen, een praktijk bekend als Bacha Bazi. Het bestreden besluit van 2 oktober 2024, waarin zijn aanvraag werd afgewezen, werd door de rechtbank als onterecht beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met de zorgvuldigheid van de procedure en de psychische toestand van eiser. Eiser had verklaard dat hij ernstige psychische klachten had en dat hij onder behandeling stond. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet had aangetoond dat adequate opvang in het land van herkomst aanwezig was, en dat er onvoldoende voortvarend was gewerkt aan het onderzoek naar de opvang tijdens de minderjarigheid van eiser. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Eiser kreeg ook een vergoeding van zijn proceskosten toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.42413

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Inleiding

In het besluit van 2 oktober 2024 (het bestreden besluit) is eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond. Ook is hierin bepaald dat aan eiser geen verblijfsvergunning regulier op grond van het buitenschuldbeleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen wordt verleend. Tot slot geldt dit besluit ook als terugkeerbesluit.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiser, de gemachtigde van eiser, [gemachtigde] als tolk [tolk] , en de gemachtigde van verweerder.
Op 20 februari 2025 heeft de rechtbank de uitspraaktermijn verlengd.

Beoordeling van het beroep

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of verweerder in het bestreden besluit terecht heeft geweigerd om aan eiser een asielvergunning en een verblijfsvergunning regulier op grond van het buitenschuldbeleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen te verlenen. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van wat eiser daartegen heeft aangevoerd.
Is het bestreden besluit genomen door een daartoe bevoegd bewindspersoon?
2. Eiser stelt dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen. Het bestreden besluit is van 2 oktober 2024 en is genomen door [persoon] , namens de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Vanaf 2 juli 2024 is echter de minister van Asiel en Migratie het bevoegde bestuursorgaan om te beslissen op deze aanvraag.
3. Eiser heeft terecht aangevoerd dat vanaf 2 juli 2024 de bevoegde beslissingsautoriteit in het Nederlandse vreemdelingenrecht is gewijzigd van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid naar de minister van Asiel en Migratie. [1] Het bestreden besluit is dan ook ten onrechte genomen door/namens de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit is een gebrek. Dit gebrek kan echter gepasseerd worden met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). [2] Niet gesteld of gebleken is immers dat eiser door de onjuiste ondertekening in zijn belangen is geschaad.
De beoordeling van eisers asielverhaal in het bestreden besluit
4. Eiser heeft op 13 juni 2022 een asielaanvraag gedaan in Nederland. Daarbij heeft hij gesteld dat hij is geboren op [datum] 2006 in [plaats 1] , Afghanistan. Verweerder volgt eisers gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst. Verweerder gelooft niet dat eiser in Afghanistan is misbruikt als ‘
bacha bazi’ (hierna: dansjongen) en gelooft ook de daaropvolgende problemen niet. In dit verband heeft verweerder het volgende overwogen.
Eiser heeft tegenstrijdig verklaard over de naam van de commandant. Bij de Koninklijke Marechaussee (hierna: KMar) heeft eiser tweemaal de naam Khaled genoemd als naam van een commandant die eiser bij hem thuis wilde houden als slaaf. Eiser heeft daarentegen in het nader gehoor de naam [naam] genoemd als naam van de commandant. Van eiser mag worden verwacht dat hij over een dusdanig essentieel gegeven consistent moet kunnen verklaren. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat de commandant banden had met de Taliban, nu zijn verklaringen over de gestelde banden summier zijn. Het is ook ongerijmd dat een kennelijk machtige commandant eiser meeneemt naar zijn woning vanuit eisers werkplaats met als smoes dat eiser enkele auto’s voor hem moet wassen, om hem vervolgens vier maanden lang gevangen te houden. Eisers verklaringen over het uitblijven van enige zoekpoging door familie of anderen dragen niet bij aan de geloofwaardigheid. Over eisers verklaringen over zijn ontsnapping tijdens het feest in [plaats 2] heeft verweerder verder het volgende overwogen. Eiser heeft tegenstrijdig verklaard over de plaats waar de lijfwachten aanwezig waren (in de kamer dan wel buiten). Dat de commandant eiser gemakkelijk liet wegglippen doet afbreuk aan de geloofwaardigheid. Daarnaast heeft eiser tegenstrijdig verklaard over het al dan niet bij zich hebben van een horloge. Het is verder ongerijmd dat eisers moeder eiser bij terugkeer naar huis zomaar naar bed heeft laten gaan zonder te weten wat er daadwerkelijk is gebeurd. Daarbij komt dat het ongerijmd is dat eiser na de ontsnapping terugkeerde met dure spullen van de commandant in zijn bezit, terwijl hij stelt dat de commandant hem overal in Afghanistan zou kunnen vinden. Tot slot gelooft verweerder niet dat eisers vader is verdwenen door toedoen van de Taliban. De verdwijning is niet onderbouwd met documenten en eisers verklaringen zijn slechts gebaseerd op niet nader onderbouwde vermoedens van derden. Daarbij komt dat eiser na de ontvoering van zijn vader in Afghanistan is blijven wonen en geen problemen heeft ondervonden door die ontvoering.
Is de procedure zorgvuldig verlopen en heeft verweerder rekening gehouden met de persoon van eiser?
5. Eiser voert aan dat verweerder niet dan wel nauwelijks is ingegaan op de inhoud van de ingediende correcties en aanvullingen. In deze correcties en aanvullingen is uitleg gegeven over een aantal van eisers verklaringen. Bovendien is gewezen op eisers gebrek aan scholing en de wijze waarop hij door zijn referentiekader anders verklaart. In de zienswijze is gewezen op de noodzaak om eiser aanvullend te horen. Dit is ten onrechte niet gedaan. Niet blijkt dat er in voldoende mate rekening is gehouden met eisers psychische klachten tijdens het horen. Uit de bij zienswijze overgelegde medische rapportage blijkt dat eiser ernstig is getraumatiseerd en ernstige psychische klachten heeft. Eiser staat nog steeds onder behandeling. Verweerder heeft tot slot onvoldoende rekening gehouden met eisers referentiekader. Eiser is minderjarig, heeft een beperkt begrippenkader, is analfabeet en heeft ernstige psychische problematiek.
6. Voor zover eiser in algemene zin heeft aangevoerd dat niet dan wel nauwelijks is ingegaan op de inhoud van de ingediende correcties en aanvullingen, stelt de rechtbank vast dat eiser niet heeft toegelicht op welke specifieke punten van de correcties en aanvullingen verweerder niet (voldoende) zou zijn ingegaan en in verband met welke verklaringen. In het bestreden besluit heeft verweerder verder verwezen naar het voornemen en uiteengezet op welke punten expliciet naar de correcties en aanvullingen wordt verwezen. Deze stelling in beroep houdt dan ook geen gemotiveerde betwisting van het bestreden besluit in en slaagt daarom niet.
7. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn psychische klachten tijdens het horen. Verweerder heeft dan ook geen aanleiding hoeven zien om eiser aanvullend te horen. Verweerder heeft in het bestreden besluit terecht gewezen op de bevestiging van de medische dienst dat eiser kon worden gehoord. Daarnaast heeft eiser aan het begin van het nader gehoor verklaard dat het goed gaat met zijn gezondheid en dat hij niet langer onder behandeling staat van een arts. [3] Tijdens het gehoor is meerdere keren aan eiser gevraagd hoe het met hem gaat. Eiser heeft steeds gezegd dat het goed met hem gaat. [4] De overgelegde medische rapportage van 31 augustus 2023 ziet verder op de periode van eind november 2022 tot 4 augustus 2023 en niet op het moment dat het nader gehoor heeft plaatsgevonden. Deze rapportage ziet verder ook niet op eisers vermogen om te verklaren. De stelling in beroep dat eiser nog altijd onder behandeling staat is tot slot niet onderbouwd.
8. De rechtbank volgt eisers stelling niet dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn referentiekader. Het nader gehoor van 28 augustus 2023 was een specifiek minderjarigen-gehoor, waar de vraagstelling van verweerder zoveel mogelijk was afgestemd op de leeftijd en de persoon van eiser. Ook volgt uit het voornemen dat verweerder steeds per tegengeworpen argument heeft uitgelegd waarom hij dat in redelijkheid in het geval van eiser kan tegenwerpen. In het bestreden besluit heeft verweerder verder expliciet vermeld dat van eiser niet wordt verwacht dat hij exacte data benoemt, rekening houdend met zijn referentiekader. [5] Daarbij komt dat eiser in beroep niet heeft gesteld en gemotiveerd welke argumenten verweerder ten onrechte zou hebben tegengeworpen die strijdig waren met zijn referentiekader.
Heeft verweerder de verklaringen die eiser heeft afgelegd tegenover de KMar mogen betrekken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas?
9. Eiser voert aan dat de verklaringen die hij bij de KMar heeft afgelegd niet mogen worden betrokken in de geloofwaardigheidsbeoordeling. Een proces-verbaal bij de KMar is niet bedoeld om te relateren aan inhoudelijke asielmotieven. Een eventuele onjuiste weergave van een deel van de verklaringen kan geen afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Het gehoor bij de IND [6] in combinatie met de ingediende correcties en aanvullingen behoren de grondslag te vormen van de beoordeling van het asielrelaas. Ten onrechte is daarom ook tegengeworpen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de naam van de commandant.
10. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Verweerder moet een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling verrichten, waarbij hij alle door de vreemdeling afgelegde verklaringen en overgelegde bewijsmiddelen over de reden waarom hij in Nederland asiel wil in onderlinge samenhang en in het licht van de overige afgelegde verklaringen, overgelegde bewijsmiddelen en overige omstandigheden moet bezien. [7] Uit het proces-verbaal van gehoor bij de KMar blijkt dat eiser uit eigen beweging heeft verklaard over de reden van zijn asielaanvraag. De enkele omstandigheid dat deze informatie is verkregen voorafgaand aan of tijdens de rust- en voorbereidingstijd maakt nog niet dat deze informatie niet mag worden betrokken. Eiser is tijdens het nader gehoor geconfronteerd met de tegenstrijdigheid en is in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren. [8] Eiser is ook in de correcties en aanvullingen op deze tegenstrijdigheid ingegaan. Daarbij komt dat het hier gaat om verklaringen over een essentieel onderdeel van eisers asielrelaas. Verweerder heeft de verklaringen die eiser heeft afgelegd tegenover de KMar dan ook mogen betrekken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas.
Heeft verweerder het misbruik als dansjongen en de daaropvolgende problemen ongeloofwaardig mogen vinden?
11. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder het misbruik als dansjongen en de daaropvolgende problemen ten onrechte ongeloofwaardig acht. Eiser heeft uitleg gegeven over zijn verklaringen over de naam van de commandant. Dit wordt ten onrechte nog steeds tegengeworpen. Daarnaast heeft eiser zo goed mogelijk verklaringen afgelegd over het misbruik, de commandant en de problemen. Over de banden van de commandant met de Taliban heeft eiser verklaard dat hij de commandant heeft horen praten over de Jihad. Daarnaast heeft eiser de commandant met Talibanleden zien praten op feestjes bij de commandant thuis. Eiser heeft uitgelegd hoe hij in beeld kwam bij de commandant. Eiser gaat ervan uit dat de baas van de wasstraat waar hij werkte een vriendendienst bewees aan de commandant. Dit verklaart ook waarom er geen zoekpogingen zijn ondernomen vanuit zijn werk. Dat eisers familie ook niet naar eiser heeft gezocht kan niet zonder meer worden gesteld. In dit verband wijst eiser op zijn culturele achtergrond, de omstandigheid dat zijn moeder meestal binnenshuis verbleef en dat zijn familie niet wist voor wie hij werkte. Eiser heeft ook niet meer de kans gehad om exact na te gaan of, en zo ja, welke pogingen zijn ondernomen. Daarnaast heeft eiser gemotiveerd uitgelegd hoe hij kon ontsnappen tijdens het grotere feest. Eiser kan zich verder niet meer goed herinneren of hij tijdens het grotere feest (de hele tijd) het horloge droeg. Eiser heeft ook goed verklaard over de wijze waarop hij naar huis kon gaan en over de reactie van zijn moeder. Tot slot heeft eiser gemotiveerd verklaard over de verdwijning van zijn vader door de Taliban. Dit was de opmaat naar de verdere problematiek.
De commandant
12. Verweerder heeft terecht overwogen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over een essentieel onderdeel van zijn asielrelaas, namelijk de naam van de commandant. In het gehoor bij de KMar heeft eiser immers uit eigen beweging tot tweemaal toe verklaard dat een commandant genaamd Khaled hem thuis wilde houden als slaaf en dat als hij terug moet hij wordt afgemaakt door Khaled. Daarentegen heeft eiser tijdens het nader gehoor verklaard dat de commandant [naam] heet. Eiser is ook met deze tegenstrijdigheid geconfronteerd en heeft geen opheldering kunnen geven over deze tegenstrijdigheid. In het bestreden besluit heeft verweerder uitgelegd dat de reden die eiser in de zienswijze geeft voor de tegenstrijdige verklaring niet leidt tot een ander oordeel. Eiser heeft ook in beroep de tegenstrijdige verklaringen over de naam van de commandant niet gemotiveerd betwist. Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser de gestelde banden van de commandant met de Taliban niet aannemelijk heeft gemaakt met zijn verklaringen. In dit verband heeft verweerder kunnen overwegen dat het gebruik van de woorden ‘Jihad’ en ‘Taliban’ zonder enige context niets zegt over een betrokkenheid van de commandant bij de Taliban. Verweerder heeft ook kunnen overwegen dat eisers verklaring dat hij gehoord zou hebben over de vrijlating van twee Talibanleden niet leidt tot een ander oordeel, omdat eiser geen verschoonbare reden heeft gegeven waarom hij dat niet eerder in de procedure heeft verklaard. Eisers stelling in beroep dat hij de commandant op feestjes bij hem thuis met Talibanleden heeft zien praten heeft verweerder ook niet hoeven volgen, nu eiser niet heeft toegelicht hoe hij dan wist dat het Talibanleden waren en eiser stelt dat hij niet heeft gehoord wat er inhoudelijk werd besproken.

Gevangenschap van eiser door de commandant

13.
De gestelde gang van zaken rondom het werk en de commandant heeft verweerder niet ten onrechte ongerijmd geacht. In het bestreden besluit heeft verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser niet heeft onderbouwd waarom zijn werkgever geen zoekpoging heeft ondernomen. Eisers stelling in beroep dat hij ervan uitgaat dat zijn werkgever aan de commandant een vriendendienst bewees is een vermoeden en geen gemotiveerde betwisting van het bestreden besluit. Daarnaast heeft verweerder kunnen overwegen dat de door eiser aangevoerde omstandigheden op zichzelf geen overtuigende verklaring geven voor het uitblijven van enige zoekpoging van zijn familieleden.
De ontsnapping tijdens het feest in [plaats 2]
14. Verweerder heeft terecht overwogen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over zijn ontsnapping. Eiser verklaart in het gehoor eerst dat iedereen in de kamer zat: de commandant, zijn vrienden, andere commandanten en zijn lijfwachten. [9] Hij antwoordt echter later op de vraag hoe hij wist weg te vluchten met lijfwachten die hem constant in de gaten hielden, dat de vijf lijfwachten niet binnen zaten, maar buiten stonden. [10] In het voornemen heeft verweerder uiteengezet waarom de correctie van de verklaring op pagina 15 niet wordt gevolgd. In beroep is dit niet gemotiveerd betwist. Verweerder heeft verder niet ten onrechte tegengeworpen dat het vreemd is dat eiser kon ontsnappen, gelet op eisers verklaring dat de commandant zeer beschermend was over hem en eiser alleen maar naast hem mocht zitten. Ook heeft verweerder kunnen overwegen dat de omstandigheid dat eiser geen indicatie kan geven over de duur van de rit niet kan bijdragen aan de geloofwaardigheid. Tot slot heeft verweerder terecht overwogen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over of hij wel of geen horloge aan had. Eisers stelling in beroep dat hij zich niet meer goed kan herinneren of hij tijdens het grotere feest het horloge (de hele tijd) droeg, dat hij niet weet wat er met dat horloge is gebeurd en niet kan klokkijken, doet aan die tegenstrijdigheid niet af.
Eisers terugkeer naar huis
15. Eiser heeft in beroep de tegenwerping van verweerder dat hij ongerijmd heeft verklaard over de gang van zaken na de ontsnapping niet gemotiveerd betwist. In dit verband heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat het ongerijmd is dat eiser na de ontsnapping naar zijn eigen woning terugkeerde met de dure spullen van de commandant nog in bezit, terwijl de commandant volgens eisers verklaringen een machtig man is die hem overal in Afghanistan zou kunnen vinden. Verweerder heeft in het verweerschrift niet ten onrechte opgemerkt dat eiser ook naar een ander familielid had kunnen gaan, zoals zijn oom.
16. Gelet op wat hiervoor is overwogen heeft verweerder het
Bacha Bazi-misbruik en de daaropvolgende problemen ongeloofwaardig mogen vinden.
Heeft verweerder de verdwijning van eisers vader door toedoen van de Taliban ongeloofwaardig mogen vinden?
17. Eiser voert aan dat hij gemotiveerd heeft verklaard over de verdwijning van zijn vader door toedoen van de Taliban. Hij kan dit niet onderbouwen met documenten. Door deze gebeurtenis is eiser nooit teruggekeerd naar zijn dorp. Eiser vreest voor de Taliban die inmiddels aan de macht zijn gekomen.
18. De enkele stelling van eiser in beroep dat hij gemotiveerd heeft verklaard over de verdwijning van zijn vader door toedoen van de Taliban is geen gemotiveerde betwisting van het bestreden besluit. Verweerder heeft in het bestreden besluit namelijk terecht vastgesteld dat eiser niet met documenten heeft aangetoond dat zijn vader is ontvoerd door de Taliban en kunnen overwegen dat eisers verklaringen slechts zijn gebaseerd op niet nader onderbouwde vermoedens van derden. Daarnaast heeft verweerder terecht vastgesteld dat de gestelde ontvoering geen reden is geweest voor het vertrek van eiser uit Afghanistan. Eiser heeft namelijk na de gestelde ontvoering van zijn vader nog geruime tijd zonder problemen in Afghanistan gewoond en gewerkt. Verweerder heeft dan ook eisers verklaringen over de verdwijning van zijn vader door toedoen van de Taliban ongeloofwaardig mogen vinden.
Verblijfsvergunning regulier op grond van het buitenschuldbeleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen
19. Verweerder heeft besloten dat eiser niet (met terugwerkende kracht) in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning voor verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling die buiten schuld Nederland niet kan verlaten. Het onderzoek naar adequate opvang was nog niet afgerond en had ook niet afgerond kunnen zijn tijdens eisers minderjarigheid. Het onderzoek door DT&V [11] is namelijk pas mogelijk na het besluit op de asielaanvraag, omdat dan pas contact kan worden opgenomen met de autoriteiten in het land van herkomst of andere partijen. Binnen de verlengde beslistermijn van de asielaanvraag (vijftien maanden) plus de maximale termijn van het onderzoek van DT&V (één jaar) is eiser meerderjarig geworden. Aan eiser wordt daarom ook een terugkeerbesluit opgelegd.
20. Eiser is het hier niet mee eens. Onder verwijzing naar de aanvullende zienswijze voert eiser aan dat hij geen contact meer heeft met zijn familie. Op het moment dat eiser minderjarig was zijn er slechts vragen gesteld over zijn familie. Vervolgens is er langdurig niets gedaan en nu wordt enkel gesteld dat eiser inmiddels meerderjarig is geworden en dat er geen redenen meer zijn om een reguliere verblijfsvergunning te verlenen. In dit verband wijst eiser naar het Verdrag inzake de rechten van het kind en de belangenafweging die in dit kader dient te worden verricht.
21. Uit het arrest T.Q. van het Hof van Justitie van de Europese Unie [12] en de uitspraken van de Afdeling van 8 juni 2022 [13] volgt dat verweerder verplicht is om voorafgaand aan het terugsturen van een minderjarige vreemdeling zich ervan te overtuigen dat die minderjarige vreemdeling wordt teruggestuurd naar een familielid, een aangewezen voogd of adequate opvangfaciliteiten in het land van terugkeer.
22. Verder volgt uit die uitspraken van de Afdeling dat, op het moment dat een niet-begeleide minderjarige vreemdeling meerderjarig is geworden, verweerder niet langer is gehouden om te onderzoeken of adequate opvang in het land van terugkeer aanwezig is, mits hij gedurende de minderjarigheid van de vreemdeling voortvarend aan dat onderzoek heeft gewerkt. Het ligt op de weg van verweerder om dat in het concrete geval aan te tonen. Verweerder moet in zijn besluit inzichtelijk maken welke stappen hij in die periode heeft ondernomen en wat de redenen voor de vertraging van het onderzoek naar adequate opvang waren. Daarbij kan hij betekenis toekennen aan de leeftijd van de vreemdeling ten tijde van de asielaanvraag, de beslistermijn op de asielaanvraag en de duur van het onderzoek. Afhankelijk van het antwoord op de vraag of het onderzoek naar adequate opvang tijdig had kunnen worden afgerond, zal verweerder moeten duiden of en zo ja, op welke wijze aan de vreemdeling een verblijfsrecht volgens het amv-buitenschuldbeleid zou zijn toegekomen, wat de gevolgen daarvan zouden zijn op de datum van de meerderjarigheid en of alsnog een terugkeerbesluit moet worden genomen. Dit kan vervolgens door de vreemdeling ter toetsing aan de rechter worden voorgelegd.
23. De rechtbank stelt vast dat eiser op 13 juni 2022 een asielaanvraag heeft ingediend en dat eiser anderhalf jaar later, op [datum] 2024 meerderjarig is geworden. Vaststaat dat niet daarvoor al is vastgesteld of adequate opvang in het land van terugkeer aanwezig is. De rechtbank stelt verder vast dat tijdens de minderjarigheid van eiser slechts een gehoor bij de Kmar (13 juni 2022), een aanmeldgehoor AMV (2 juli 2022) en een nader gehoor (28 augustus 2023) hebben plaatsgevonden. Het gehoor bij de Kmar en het aanmeldgehoor AMV betrof (onder meer) een leeftijdsschouw, waarbij een paar (standaard) vragen zijn gesteld over eisers gezinsleden, maar niet in het kader van adequate opvang. In het nader gehoor zijn naar aanleiding van het aanmeldgehoor nog enkele vragen gesteld over eisers contact met zijn familie. [14] Uit deze gehoren volgt echter niet expliciet dat deze vragen zijn gesteld in het kader van adequate opvang. Er is niet gebleken van ander onderzoek dat verweerder in die periode heeft ondernomen.
24. Verweerder heeft in het voornemen van 31 augustus 2023 zelf geconcludeerd dat met de bestaande informatie geen conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van adequate opvang in het land van herkomst, omdat concrete informatie over het contact met de overgebleven familieleden ontbreekt. In dit verband heeft verweerder ook gewezen op de gehoren en de correcties en aanvullingen waarin eiser stelt dat hij met behulp van Nidos [15] en het COa [16] geprobeerd heeft zijn familie te traceren. Gelet hierop heeft verweerder zich (impliciet) uitgelaten over de vraag of eisers verklaringen over zijn familieleden tijdens de gehoren aanleiding geven om nader onderzoek te doen. Verweerder gaat eraan voorbij dat hij het onderzoek in de periode vanaf het nader gehoor en voordat eiser meerderjarig is geworden in ieder geval vier maanden heeft gestaakt, althans niet inzichtelijk heeft gemaakt wat hij in die periode heeft gedaan. Daarbij komt dat verweerder vanaf het moment van het indienen van de asielaanvraag anderhalf jaar de tijd heeft gehad om onderzoek te doen en verweerder anders dan de algemene vraagstelling tijdens de gehoren niets heeft gedaan. In dit verband acht de rechtbank ook van belang dat het hier gaat om een alleenstaande minderjarige vreemdeling die niet onnodig lang in onzekerheid mag verkeren over zijn verblijfsstatus. Daarbij komt dat de wettelijke (verlengde) beslistermijn al is verstreken op 13 september 2023, voordat eiser meerderjarig werd. De algemene stelling van verweerder dat onderzoek door DT&V pas mogelijk is na het besluit op de asielaanvraag wordt niet gevolgd. Alhoewel de aard van de asielprocedure er aan in de weg kan staan dat het onderzoek naar adequate opvang binnen de voor de asielprocedure geldende beslistermijn wordt afgerond, wordt niet ingezien waarom niet in een eerder stadium kon worden geprobeerd om contact te zoeken met eisers familieleden. Verweerder had eiser op zijn minst nader kunnen bevragen over zijn gestelde pogingen om contact op te nemen met zijn familie. Verweerder heeft gedurende de minderjarigheid van eiser dan ook onvoldoende voortvarend aan dat onderzoek gewerkt.

Conclusie en gevolgen

25. Gelet op wat hiervoor onder rechtsoverwegingen 23 en 24 is overwogen, is het bestreden besluit in strijd met artikelen 3:2 (zorgvuldigheid) en 3:46 van de Awb (motiveringsvereiste). Eiser krijgt in zoverre gelijk. Het beroep is gegrond.
26. De rechtbank zal gelet hierop het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet, gelet op de aard van het gebrek, geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten, om zelf in de zaak te voorzien of om een bestuurlijke lus toe te passen. Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder dit zo spoedig mogelijk en in elk geval binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak moet doen.
27. Eiser krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814, omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. [17]

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit;
 draagt verweerder op binnen in elk geval twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
 veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814 (duizendachthonderdveertien euro) aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 18 maart 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Besluit van 2 juli 2024 nr. 2024001705, houdende instelling van een Ministerie van Asiel en Migratie.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 februari 2007, ECLI:NL:RVS:2007:AZ9588.
3.Pagina 5 van het verslag nader gehoor.
4.Zie bijvoorbeeld pagina’s 6, 9, 16, 18, 19.
5.Zie pagina 6 van het bestreden besluit.
6.Immigratie- en Naturalisatiedienst.
7.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2459.
8.Zie pagina 12 van het verslag nader gehoor.
9.Pagina 15 van het verslag nader gehoor.
10.Pagina 16 van het verslag nader gehoor.
11.De Dienst Terugkeer & Vertrek.
12.Arrest van 14 januari 2021, zaak C-441/19.
14.Zie pagina’s 5 en 8-10 van het rapport aanmeldgehoor AMV en pagina 4 van het rapport nader gehoor.
15.Landelijke voogdijorganisatie voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen.
16.Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
17.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.