In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 19 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag. Eiser had eerder een procedure gevoerd waarin zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk was verklaard. Op 28 februari 2025 heeft eiser opnieuw beroep ingesteld, waarop de rechtbank nu beslist. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn van 15 maanden is verstreken en eiser de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank legt de minister een termijn van acht weken op om alsnog een besluit te nemen op de asielaanvraag en bepaalt dat de minister een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Tevens veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.