In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, een Pakistaanse vrouw, tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie om haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen. De minister heeft dit besluit genomen op basis van de Dublinverordening, waarbij Frankrijk als verantwoordelijk land is aangewezen. Eiseres heeft op 12 maart 2025 haar beroep ter zitting toegelicht, waarbij ook een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder haar zorgen over de opvang van asielzoekers in Frankrijk en haar persoonlijke omstandigheden, zorgvuldig gewogen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de minister in stand blijft. De rechtbank stelt vast dat de minister terecht heeft geoordeeld dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en dat er geen reden is om aan te nemen dat eiseres bij terugkeer naar Frankrijk een reëel risico loopt op een schending van haar rechten onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank wijst erop dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat haar situatie in Frankrijk zo ernstig is dat dit een uitzondering op de Dublinverordening rechtvaardigt. De rechtbank concludeert dat de minister in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de aanvraag niet in behandeling te nemen en dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die een overdracht aan Frankrijk zouden uitsluiten.