ECLI:NL:RBDHA:2025:4377
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Oostenrijk
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2025 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Marokkaanse nationaliteit, zijn asielaanvraag in Nederland indiende op 9 januari 2025. De minister van Asiel en Migratie, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Oostenrijk verantwoordelijk werd geacht voor de inhoudelijke behandeling van de aanvraag. Eiser had eerder op 17 december 2022 al een verzoek om internationale bescherming in Oostenrijk ingediend. De rechtbank heeft het beroep van eiser, dat samen met een verzoek om een voorlopige voorziening werd behandeld, ongegrond verklaard. Eiser was niet verschenen op de zitting, terwijl de gemachtigde van de verweerder wel aanwezig was.
De rechtbank overwoog dat de minister terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel toepaste, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat andere EU-lidstaten hun internationale verplichtingen nakomen. Eiser voerde aan dat er in Oostenrijk structurele tekortkomingen zijn in het asiel- en opvangsysteem, maar de rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om deze claims te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de minister de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling had genomen en dat er geen redenen waren om af te wijken van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser kan worden overgedragen aan Oostenrijk zonder recht op proceskostenvergoeding.