ECLI:NL:RBDHA:2025:4403
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf
Op 19 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers beroep hebben ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. De eisers, vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Schonkeren, hebben hun aanvraag op 22 februari 2024 ingediend. De minister van Asiel en Migratie, als verweerder, heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten zitting uitspraak gedaan.
De rechtbank oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld moet worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De verweerder had uiterlijk op 22 augustus 2024 een besluit moeten nemen, maar dit is niet gebeurd. Eisers hebben verweerder op 10 september 2024 in gebreke gesteld en hebben op 15 januari 2025 beroep ingesteld, wat tijdig is. De rechtbank verklaart het beroep gegrond.
De rechtbank legt verweerder een termijn van acht weken op om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid tot verlenging tot twintig weken indien nader onderzoek nodig is. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100 per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 15.000. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 453,50 en bepaalt dat het door eisers betaalde griffierecht van € 194 moet worden vergoed. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen.