ECLI:NL:RBDHA:2025:4414
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor zijn echtgenote en kinderen. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 19 maart 2025 uitspraak gedaan. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser heeft zijn aanvraag op 30 april 2024 ingediend, en verweerder had uiterlijk op 29 oktober 2024 een besluit moeten nemen. Aangezien dit niet is gebeurd, heeft eiser verweerder op 12 december 2024 in gebreke gesteld en op 3 januari 2025 beroep ingesteld, wat tijdig is gedaan.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder binnen een termijn van acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Indien verweerder besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder aan eiser € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen moet betalen, en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.