ECLI:NL:RBDHA:2025:4427
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor zijn echtgenote. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 19 maart 2025 uitspraak gedaan. Eiser had op 5 juli 2024 de aanvraag ingediend, en verweerder, de minister van Asiel en Migratie, had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn was verlengd met drie maanden, waardoor verweerder uiterlijk op 3 januari 2025 een besluit had moeten nemen. Eiser heeft verweerder op 8 januari 2025 rechtsgeldig in gebreke gesteld en heeft op 27 januari 2025 beroep ingesteld, wat tijdig was omdat er twee weken waren verstreken na de ingebrekestelling.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit bekend te maken. Indien verweerder besluit tot nader onderzoek, moet dit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Eiser heeft recht op € 1.442 aan verbeurde bestuurlijke dwangsommen, en verweerder is veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser ter hoogte van € 453,50.
De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.