ECLI:NL:RBDHA:2025:4530
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
Op 19 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Eiser, vertegenwoordigd door mr. N. Imminga, heeft zijn aanvraag op 20 december 2023 ingediend. De minister van Asiel en Migratie, verweerder, heeft de beslistermijn verlengd, maar heeft uiteindelijk niet tijdig beslist. Eiser heeft verweerder op 13 augustus 2024 in gebreke gesteld en heeft op 12 februari 2025 beroep ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep tijdig is ingesteld en gegrond is, omdat verweerder niet binnen de wettelijk vereiste termijn heeft beslist.
De rechtbank heeft het verzoek van eiser om vrijstelling van het griffierecht toegewezen en heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien verweerder besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. De rechtbank heeft ook een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.
De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en eerdere uitspraken, en heeft geconcludeerd dat de behandeling van het beroep niet kan worden aangehouden, ondanks de verzoeken van verweerder. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.