Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], eiseres, V-nummer: [V-nummer]
[naam 1]en
[naam 2]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres op 8 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor verblijf bij haar referent. De rechtbank had eerder, op 12 september 2024, het beroep van eiseres gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen acht weken een besluit te nemen. Echter, op 4 februari 2025 heeft eiseres opnieuw beroep ingesteld omdat verweerder wederom niet tijdig had beslist. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan buiten zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres recht heeft op vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, en heeft dit verzoek voorlopig toegewezen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de wettelijke termijn voor het nemen van een besluit was verstreken en dat er geen nieuwe ingebrekestelling nodig was, aangezien er al een termijn was gesteld in de eerdere uitspraak. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. Tevens is er een dwangsom van € 200 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000.
Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos en is openbaar gemaakt op 19 maart 2025.