ECLI:NL:RBDHA:2025:4573
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf
Op 19 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Cetinkaya-Ahmad, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. Eiser had de aanvraag op 22 maart 2024 ingediend, en de minister had tot 20 september 2024 de tijd om te beslissen. Aangezien er geen besluit is genomen, heeft eiser de minister op 3 oktober 2024 in gebreke gesteld en op 7 februari 2025 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de minister niet tijdig heeft beslist. De rechtbank legt de minister een termijn van acht weken op om een besluit bekend te maken, met een dwangsom van € 100 per dag bij overschrijding, tot een maximum van € 15.000. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen aan eiser moet betalen en veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 194. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.