ECLI:NL:RBDHA:2025:4576
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf
Op 19 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Cetinkaya-Ahmad, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. Eiser had zijn aanvraag op 12 juli 2024 ingediend, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 een beslistermijn van 90 dagen, die was verlengd met drie maanden. De rechtbank oordeelde dat de minister niet tijdig had beslist, aangezien de termijn op 10 januari 2025 was verstreken zonder dat er een besluit was genomen. Eiser had de minister op 20 januari 2025 rechtsgeldig in gebreke gesteld en het beroep was op 10 februari 2025 ingesteld, wat tijdig was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en legde de minister een termijn van acht weken op om een besluit te nemen. Tevens werd een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000. De rechtbank stelde vast dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen had verbeurd en veroordeelde de minister tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.