ECLI:NL:RBDHA:2025:4578
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
Op 19 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Cetinkaya-Ahmad, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. Eiser had zijn aanvraag op 27 juni 2024 ingediend, maar de minister had niet binnen de wettelijk vereiste termijn van 90 dagen beslist. Eiser heeft de minister op 17 januari 2025 in gebreke gesteld, waarna hij op 7 februari 2025 zijn beroep heeft ingesteld. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat de minister niet tijdig had beslist. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit bekend te maken, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen aan eiser moet betalen en de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50 moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.