ECLI:NL:RBDHA:2025:4586
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
Op 19 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.W. van de Wege, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. Eiseres had haar aanvraag op 14 augustus 2024 ingediend, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De rechtbank oordeelde dat de minister in gebreke was gebleven, aangezien de beslistermijn op 12 november 2024 was verstreken zonder dat er een besluit was genomen. Eiseres had de minister op 6 februari 2025 rechtsgeldig in gebreke gesteld en het beroep was op 3 maart 2025 ingesteld, wat tijdig was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en legde de minister een termijn van acht weken op om een besluit bekend te maken. Tevens werd een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000. De rechtbank stelde vast dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen had verbeurd en veroordeelde de minister tot betaling van de proceskosten van eiseres, die op € 453,50 werden vastgesteld, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 194. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.