ECLI:NL:RBDHA:2025:4687
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Gegrond beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinshereniging
Op 21 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van eiser, die beroep had ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van gezinshereniging voor zijn echtgenote en kinderen. Eiser had op 1 mei 2024 de aanvraag ingediend, maar verweerder, de minister van Asiel en Migratie, had niet binnen de wettelijk vereiste termijn van 90 dagen beslist. Eiser heeft verweerder op 10 januari 2025 rechtsgeldig in gebreke gesteld en op 31 januari 2025 het beroep ingesteld. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, omdat de beslistermijn was overschreden.
De rechtbank heeft eiser vrijstelling van het griffierecht toegewezen en verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien verweerder besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100 per dag moet betalen voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen aan eiser moet betalen, en verweerder is veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. de Danschutter, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.