ECLI:NL:RBDHA:2025:4693

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
NL24.45356
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiser uit Senegal afgewezen als kennelijk ongegrond, maar beroep gegrond verklaard

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren in 1995 in Senegal, heeft op 1 november 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 11 november 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, met de motivering dat Senegal als veilig land van herkomst wordt beschouwd. Eiser stelt dat hij met de dood is bedreigd door familieleden vanwege zijn vriendschap met een homoseksuele vriend. De rechtbank heeft op 11 februari 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. De rechtbank concludeert dat de aanwijzing van Senegal als veilig land van herkomst niet op een draagkrachtige motivering berust. De rechtbank oordeelt dat de minister onzorgvuldig heeft gehandeld door de aanvraag in de versnelde procedure te behandelen en dat de afwijzing als kennelijk ongegrond niet terecht is. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en wijst de asielaanvraag af als ongegrond, maar legt een vertrektermijn van vier weken op. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.45356

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. S.J. Koolen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Wesenbeek).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Hij heeft op 1 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 11 november 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.2.
Bij uitspraak van 24 december 2024 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen. [1]
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 11 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, B.J. Kane als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt de Senegalese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1995. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij met de dood is bedreigd door familieleden omdat hij omging met een homoseksuele vriend genaamd [naam] . Daardoor denken de familieleden van eiser dat hij ook homoseksueel is. Eiser heeft aangifte gedaan van de bedreigingen maar daarna is niks veranderd. Eiser vreest daarom door familieleden vermoord te worden bij terugkeer naar Senegal.
2.1.
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • problemen met uw familie vanwege uw vriend [naam] .
2.2.
Verweerder vindt beide asielmotieven geloofwaardig. Verweerder concludeert echter dat eisers vrees voor om vermoord te worden door zijn familieleden niet realistisch is. Eiser is jarenlang per SMS bedreigd door zijn familieleden. Afgezien hiervan heeft eiser nooit andere problemen ondervonden in zijn land. Gedurende de periode dat eiser werd bedreigd, heeft hij verbleven in Senegal. Ook heeft eiser aangifte kunnen doen van de bedreigingen waardoor hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Senegalese autoriteiten geen bescherming zullen bieden. Eiser heeft daarom geen vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag [2] en hij loopt geen reëel risico op schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [3] Omdat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst, wijst verweerder de aanvraag van eiser af als kennelijk ongegrond. [4] Ook moet eiser Nederland onmiddellijk verlaten en is aan hem een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Verweerder heeft eisers aanvraag ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom eiser niet onder de uitzonderingscategorie LHBTI valt omdat eiser toegedicht homoseksueel is. Verweerder heeft niet uitgelegd waarom de situatie voor toegedichte homoseksuelen anders is dan de situatie van personen die daadwerkelijk de homoseksuele gerichtheid hebben. Daarnaast kan Senegal in zijn algemeenheid niet als veilig land van herkomst worden aangemerkt. Daarbij verwijst eiser naar rechtspraak van het Hof van Justitie [5] en de prejudiciële vragen die recent zijn gesteld door de Italiaanse rechter aan het Hof van Justitie. [6] Ook verwijst eiser naar het oordeel van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 8 januari 2025. [7] Verweerder heeft daarnaast onvoldoende gemotiveerd dat eisers vrees voor zijn familieleden niet aannemelijk is. Daarbij is van belang dat aannemelijk is geacht dat eiser eerder is bedreigd. Op grond van artikel 31, vijfde lid, van de Vw 2000, is dit een duidelijke aanwijzing dat de vrees voor vervolging of het risico op ernstige schade reëel is. Ook werpt verweerder op dit punt ten onrechte tegen dat eiser nog een periode in Senegal heeft verbleven nadat de bedreigingen waren begonnen. Er is immers geen sprake van jarenlang verblijf, en in de periode dat eiser in Senegal verbleef, heeft hij ondergedoken gezeten. Eiser verzoekt daarom om het beroep gegrond te verklaren en alsnog een schadevergoeding toe te kennen voor de periode van bewaring vanaf het nader gehoor. Vanaf toen had namelijk duidelijk moeten zijn dat de aanvraag niet als kennelijk ongegrond kon worden afgedaan en dat daarmee de grondslag van de bewaringsmaatregel kwam te vervallen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft in de uitspraak van 8 januari 2025 geoordeeld dat het uitzonderen van groepen zich niet verdraagt met de aanwijzing van een land als veilig in de zin van de Procedurerichtlijn. [8] De rechtbank sluit zich aan bij dit oordeel en verklaart artikel 3.37f, vierde lid, aanhef en onder a, van het Vv 2000 [9] daarom onverbindend.
4.1.
Gelet hierop berust verweerders aanwijzing van Senegal als veilig land van herkomst niet op een draagkrachtige motivering. Verweerder heeft dan ook onzorgvuldig gehandeld door de asielaanvraag van eiser te behandelen in de versnelde procedure en verweerder heeft eisers aanvraag ook ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. [10] Het beroep is gelet hierop gegrond.
4.2.
Op grond artikel 8:41a van de Awb [11] beslecht de bestuursrechter het hem voorgelegde geschil zoveel mogelijk definitief. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb. Daartoe is het volgende van belang.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat verweerder het realiteitsgehalte van eisers vrees heeft beoordeeld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op goede gronden en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eisers vrees om gedood te worden door familieleden, niet reëel is. Daarbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eiser minstens één jaar, eerst in persoon en vervolgens, na een verhuizing, per SMS bedreigingen heeft ontvangen maar dat hij in die periode verder geen problemen heeft ondervonden. [12] Verweerder heeft daarbij ook mogen betrekken dat eiser die gehele periode in Senegal heeft verbleven en in het openbaar heeft gewerkt als taxichauffeur.
4.4.
Verder heeft verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat de Senegalese autoriteiten geen effectieve bescherming zouden kunnen bieden tegen de bedreigingen. Eiser heeft immers verklaard dat hij aangifte heeft kunnen doen van de bedreigingen bij de politie en dat de politie een telefoonnummer heeft aangeboden waarnaar hij kon bellen indien hij (opnieuw) problemen zou ondervinden. Ook heeft eiser verklaard dat de politie de familieleden heeft opgeroepen die eiser hebben bedreigd waarbij één oom is verschenen. Na het doen van onderzoek is de zaak gesloten vanwege gebrek aan bewijs. Verder heeft verweerder erop kunnen wijzen dat eiser eenmalig aangifte heeft gedaan en zich niet heeft gewend tot de hogere autoriteiten in Senegal. Verweerder heeft hieruit kunnen afleiden dat eisers problemen wel degelijk serieus zijn genomen door de Senegalese autoriteiten en dat het mogelijk is om hulp en bescherming te krijgen.
4.5.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 31, vijfde lid, van de Vw 2000. [13] Uit dit artikel volgt dat het feit dat een vreemdeling in het verleden reeds is blootgesteld aan vervolging of ernstige schade of dat hij hiermee rechtstreeks is bedreigd, een duidelijke aanwijzing is dat de vrees van de vreemdeling voor die vervolging gegrond is en het risico op die ernstige schade reëel is, tenzij er goede redenen zijn om aan te nemen dat die vervolging of die ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen. De bewijslast om aan te nemen dat die vervolging of die schending van artikel 3 van het EVRM zich niet opnieuw zal voordoen ligt in dat geval bij verweerder. [14] Gelet op hetgeen is overwogen onder 4.3. en 4.4., volgt de rechtbank verweerder in zijn betoog dat geen sprake is van een omkering van de bewijslast, omdat er goede redenen zijn om aan te nemen dat de vervolging of de ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM zich bij terugkeer niet zal voordoen.
4.6.
Omdat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers vrees om vermoord te worden bij terugkeer naar Senegal niet reëel is en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen effectieve hulp en bescherming zal kunnen krijgen van de Senegalese autoriteiten, legt de rechtbank deze motivering van verweerder ten grondslag aan haar oordeel. Daarbij weegt de rechtbank ook mee dat eiser niet heeft gesteld dat hij door de toepassing van de versnelde procedure niet alles omtrent zijn asielrelaas naar voren heeft kunnen brengen en dit is de rechtbank in dit geval ook niet gebleken.
4.7.
De rechtbank ziet aanleiding om het verzoek om een schadevergoeding apart te behandelen in een zelfstandige verzoekschriftprocedure. Dit omdat zij zich nog niet voldoende geïnformeerd acht om op dit punt een beslissing te nemen maar, zoals hiervoor overwogen, zich wel voldoende geïnformeerd acht om het beroep tegen de afwijzing van eisers asielaanvraag te beoordelen en eiser er belang bij heeft om dit oordeel zo spoedig mogelijk te krijgen. De rechtbank zal partijen informeren over het zaaknummer waaronder het verzoek zal worden behandeld.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. Verweerder heeft de aanvraag van eiser ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Het bestreden besluit zal daarom worden vernietigd wegens strijd met artikel 30b van de Vw 2000 en het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel. [15]
6. Gelet op overwegingen 4.3 tot en met 4.7 zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien door de asielaanvraag van eiser af te wijzen als ongegrond. Deze uitspraak geldt ook als terugkeerbesluit. [16] Omdat verweerder – buiten de kennelijke ongegrondheid – geen andere gronden heeft gegeven waarom eiser een vertrektermijn kon worden onthouden, ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat de vertrektermijn vier weken bedraagt en dat deze aanvangt met ingang van de dag na verzending van deze uitspraak. [17] Omdat Senegal het herkomstland van eiser is, moet hij daarheen vertrekken.
7. Omdat het bestreden besluit – waar het terugkeerbesluit een onderdeel van is – is vernietigd, komt daarmee ook de grondslag voor het bij dat besluit opgelegde inreisverbod te vervallen en wordt dit vernietigd. Nu eiser geen vertrektermijn kan worden onthouden, bestaat geen mogelijkheid meer een inreisverbod op grond van artikel 66a, eerste lid, van de Vw 2000 op te leggen.
8. De rechtbank bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
9. De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.841,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • wijst de asielaanvraag af als ongegrond;
  • bepaalt dat eiser binnen vier weken na verzending van deze uitspraak moet vertrekken naar Senegal;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 1.841,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Holleman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Yilmaz, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.NL24.45357 (niet gepubliceerd).
2.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
5.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 4 oktober 2024, ECLI:EU:C:2024:841.
6.C-389/24.
8.Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (herschikking).
9.Voorschrift Vreemdelingen 2000.
10.Vreemdelingenwet 2000.
11.Algemene wet bestuursrecht.
12.Zie pagina 10 van het verslag van het gehoor veilig land van herkomst.
13.Vreemdelingenwet 2000.
14.Zie de uitspraak van de Afdeling van 15 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3464.
15.Zie artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb.
16.Op grond van artikel 45, eerste lid, van de Vw 2000.
17.Op grond van artikel 62, eerste lid, van de Vw. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 19 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1331, rechtsoverweging 7.1.