ECLI:NL:RBDHA:2025:477

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
NL25.16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000

Op 1 januari 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die stelt Jamaicaanse nationaliteit te hebben, heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, die ook als verzoek om schadevergoeding moet worden gezien. De rechtbank heeft de zaak op 10 januari 2025 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De minister was vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

De rechtbank oordeelt dat de gronden voor de maatregel van bewaring, waaronder het risico op onttrekking aan toezicht en het niet meewerken aan de uitzettingsprocedure, voldoende zijn om de maatregel te rechtvaardigen. Eiser heeft geen rechtmatig verblijf en heeft eerder terugkeerbesluiten ontvangen. De rechtbank concludeert dat de minister terecht geen lichter middel heeft opgelegd, omdat eiser niet uit eigen beweging zal meewerken aan zijn vertrek. De rechtbank stelt vast dat de minister voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser, met een eerste uitzettingshandeling op 8 januari 2025.

Eiser betoogt dat er geen zicht op uitzetting is, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is. De Nigeriaanse autoriteiten hebben geen bezwaar gemaakt tegen de uitzetting, en eiser heeft niet aangetoond dat hij Jamaicaanse nationaliteit heeft. De rechtbank concludeert dat eiser zijn medewerking aan de uitzetting moet verlenen en dat het zicht op uitzetting naar Nigeria binnen een redelijke termijn aanwezig is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.16

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. F.A. Broersma),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. M. Weerman).

Inleiding

1. De minister heeft op 1 januari 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
1.1.
Eiser heeft tegen de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Dit beroep moet ook worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 10 januari 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen en bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook is een tolk verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Overwegingen

2. Eiser stelt de Jamaicaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum].
3. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. De minister heeft hieraan ten grondslag dat eiser:
(zware gronden)3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
(lichte gronden)4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3.1.
De minister heeft de gronden in de maatregel nader gemotiveerd. Verder heeft de minister overwogen dat een minder dwingende maatregel (lichter middel) niet doeltreffend kan worden toegepast.
3.2.
Hierna beoordeelt de rechtbank het beroep tegen de maatregel van bewaring. Daarbij bespreekt zij de beroepsgronden en toetst zij de rechtmatigheid van de bewaring ambtshalve.
Voortraject
4. De rechtbank stelt vast dat eiser de procedure voorafgaand aan de inbewaringstelling niet heeft bestreden. De bewaring is niet op die grond onrechtmatig.
Grondslag
5. De rechtbank is van oordeel dat eiser valt onder de in artikel 59, eerste lid aanhef en onder a van de Vw genoemde categorie vreemdelingen. Eiser heeft geen rechtmatig verblijf. Eiser heeft op 22 januari 2021 een terugkeerbesluit en op 11 juli 2023 een aanvullend terugkeerbesluit ontvangen.
Gronden
6. De rechtbank is van oordeel dat de zware en lichte gronden 3a, 3b, 3c, 3d, 3e, 3i, 4c en 4d in samenhang gezien en gelet op de motivering in de maatregel, voldoende zijn om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. Ook bestaat voldoende grond voor het standpunt van de minister dat er een risico op onttrekking bestaat en dat eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden 3a, 3c, 3d, 3e, 4c en 4d niet heeft bestreden. De rechtbank overweegt ten aanzien van grond 3b en 3i dat het feitelijk juist is dat eiser zich aan het toezicht heeft onttrokken door zich niet te melden bij de Korpschef (3b) en dat eiser meermaals heeft aangegeven niet terug te willen keren naar Nigeria (3i). Dat in de motivering bij grond 3b een irrelevante opsomming is gegeven maakt de grond of de motivering niet feitelijk onjuist. De rechtbank ziet ook ambtshalve toetsend geen aanleiding voor het oordeel dat de gronden de maatregel van bewaring niet kunnen dragen.
Lichter middel
7. Gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd en de verklaringen van eiser is de minister er terecht vanuit gegaan dat eiser niet uit eigen beweging gevolg zal geven aan de op hem rustende vertrekplicht. Een lichter middel volstaat niet om de uitzetting van eiser te verzekeren. De rechtbank constateert dat eiser geen omstandigheden naar voren heeft gebracht die maken dat de minister een lichter middel aan eiser op had moeten leggen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister terecht geen aanleiding gezien om aan eiser een lichter middel op te leggen.
Voortvarendheid
8. De rechtbank is van oordeel dat de minister voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. De rechtbank constateert dat een eerste uitzettingshandeling is verricht op 8 januari 2025, namelijk het indienen van een laissez-passer (lp)-aanvraag bij de Nigeriaanse autoriteiten.
Zicht op uitzetting
9. Eiser betoogt dat zicht op uitzetting ontbreekt. De nationaliteit van eiser is onbepaald en onbekend, dus het is onduidelijk op welk land de uitzetting zich richt. Eiser stelt dat hij Jamaicaans is en dat hij dus niet kan terugkeren naar Nigeria.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Nigeria niet ontbreekt. De rechtbank verwijst daarbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 november 2022, waarin zij heeft geoordeeld dat er in zijn algemeenheid ten aanzien van Nigeria nog steeds van ‘zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn’ kan worden uitgegaan. [1] Ook in het specifieke geval van eiser is de rechtbank van oordeel dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn niet ontbreekt. De Nigeriaanse autoriteiten hebben niet te kennen gegeven geen lp aan eiser te zullen verstrekken. De rechtbank overweegt tot slot, dat voor zover eiser meent dat hij de Jamaicaanse nationaliteit heeft, het aan hem is dit aannemelijk te maken. De rechtbank constateert dat eiser dit niet heeft gedaan.
9.2.
Op eiser rust bovendien de rechtsplicht Nederland te verlaten. Deze plicht brengt onder meer met zich mee, dat eiser actieve en volledige medewerking aan zijn uitzetting moet verlenen. [2] De rechtbank stelt vast dat eiser geen actie onderneemt en geen medewerking verleent aan zijn uitzetting. Uit het proces-verbaal van gehoor blijkt dat eiser niet terug wil keren naar Nigeria en geen inspanningen verricht om de benodigde documenten met betrekking tot zijn identiteit en nationaliteit te verkrijgen. Dat eiser niet voldoende meewerkt, kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook aan hem worden toegerekend. Het zicht op uitzetting is ook hiermee gegeven.

Conclusie en gevolgen

10. Concluderend is de rechtbank niet gebleken is dat een uit het Unierecht voortvloeiende voorwaarde voor de rechtmatigheid van de opgelegde bewaringsmaatregel niet is nageleefd. Wat eiser verder naar voren heeft gebracht, geeft ook geen aanleiding om de bewaring onrechtmatig te achten.
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

2.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:85 en van 2 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2210.