Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser,
de minister van Asiel en Migratie, de minister.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn van eisers asielaanvraag op
12 november 2024 is geëindigd. Eiser heeft de minister om die reden op 14 november 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld en op het moment van het indienen van onderhavig beroep op 2 december 2024 waren sindsdien meer dan twee weken verstreken.
7. Het is beroep ontvankelijk en gegrond.
8. Omdat het beroep gegrond is, zal de rechtbank, gelet op de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) alleen een rechterlijke dwangsom opleggen. [1] Daarnaast zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b van de Awb bepalen dat de minister alsnog een besluit bekend dient te maken op de asielaanvraag van eiser.
€ 7.500,-.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt de minister op om uiterlijk 7 juli 2025 alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien het BVM eerder eindigt dan 12 mei 2025 dient de minister binnen acht weken na het eindigen van het BVM een besluit op de aanvraag bekend te maken;
- bepaalt dat de minister aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee zij de hiervoor genoemde datum overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.
mr. B.A. Smit, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.