Op 26 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door mr. P.A.J. Mulders, had eerder een gegrond beroep ingesteld tegen de Minister van Asiel en Migratie, die was opgedragen om binnen zes weken opnieuw te beslissen op de asielaanvraag. Eiser heeft op 4 maart 2025 opnieuw beroep ingesteld omdat de minister niet tijdig een besluit had genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van zes weken was verstreken en dat eiser de minister onterecht in gebreke had gesteld. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was en heeft zonder zitting uitspraak gedaan op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak een besluit te nemen op de asielaanvraag en een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast zijn de proceskosten van eiser vastgesteld op € 453,50.