ECLI:NL:RBDHA:2025:5141
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 27 maart 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 16 januari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag volgens de Dublinverordening. Eiser, van Turkse nationaliteit, heeft zijn bezwaren tegen deze overdracht niet voldoende onderbouwd, waardoor de rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Tijdens de zitting op 17 maart 2025 is eiser niet verschenen, maar zijn gemachtigde was aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog procesbelang is, ondanks dat eiser op 27 februari 2025 met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank concludeert dat de minister in het voornemen en het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd waarom de asielaanvraag van eiser niet in behandeling wordt genomen. De rechtbank wijst erop dat de argumenten van eiser niet voldoende zijn om het besluit te weerleggen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige motivering in asielprocedures en bevestigt de verantwoordelijkheid van andere lidstaten onder de Dublinverordening.