ECLI:NL:RBDHA:2025:5194
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiseres, een Amerikaanse burger geboren in 1983, heeft haar aanvraag ingediend, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van haar aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 18 maart 2025 behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. De minister heeft een verzoek om terugname bij Frankrijk ingediend, dat is aanvaard. Eiseres heeft aangevoerd dat de overdracht naar Frankrijk onevenredig hard zou zijn, vooral omdat zij gescheiden zou worden van haar echtgenoot, die in Nederland een asielprocedure heeft. De rechtbank oordeelt echter dat de minister terecht heeft gesteld dat er geen aanleiding is om de behandeling van de aanvraag aan zich te trekken, omdat de scheiding tijdelijk is en er geen bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 27 maart 2025. Eiseres kan binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als zij het niet eens is met deze uitspraak.