ECLI:NL:RBDHA:2025:5194

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
NL25.9828
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiseres, een Amerikaanse burger geboren in 1983, heeft haar aanvraag ingediend, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van haar aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 18 maart 2025 behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. De minister heeft een verzoek om terugname bij Frankrijk ingediend, dat is aanvaard. Eiseres heeft aangevoerd dat de overdracht naar Frankrijk onevenredig hard zou zijn, vooral omdat zij gescheiden zou worden van haar echtgenoot, die in Nederland een asielprocedure heeft. De rechtbank oordeelt echter dat de minister terecht heeft gesteld dat er geen aanleiding is om de behandeling van de aanvraag aan zich te trekken, omdat de scheiding tijdelijk is en er geen bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 27 maart 2025. Eiseres kan binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als zij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.9828
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres
(gemachtigde: mr. J.J. Eizenga),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. S. Kowsari).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres stelt Amerikaans burger te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1983. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 28 februari 2025 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 18 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, P. Cuijpers als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening (Dvo). Op grond van de Dvo neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om terugname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Preambule 14 en 15 en artikel 10 en 11 van de Dublinverordening
5. Eiseres stelt dat het van onevenredige hardheid zou getuigen om de overdracht naar Frankrijk uit te voeren. Hiertoe voert eiseres aan dat ten aanzien van haar echtgenoot ten onrechte door de minister niet wordt uitgegaan van een partnerrelatie. Daarover lijkt geen twijfel te zijn omdat de minister in het voornemen spreekt over de partner van eiseres. Als eiseres zal worden overgedragen aan Frankrijk zal zij worden gescheiden van haar echtgenoot die in Nederland in de nationale procedure is opgenomen. Eiseres verwijst naar artikel 10 en 11 van de Dvo en naar preambule 14 en 15 van de Dvo. Eiseres en haar echtgenoot zijn samen naar Nederland gekomen en willen graag samen blijven. Het overdrachtsbesluit kan volgens eiseres om deze redenen niet in stand blijven.
6. De rechtbank overweegt als volgt. Indien er al van uitgegaan moet worden dat eiseres, zoals zij stelt, is gehuwd leidt haar beroep op artikel 10 en 11 van de Dvo en de omstandigheid dat de asielaanvraag van haar gestelde echtgenoot inhoudelijk wordt behandeld in de nationale asielprocedure in Nederland, niet tot een ander oordeel dan in het bestreden besluit is neergelegd. De minister heeft er namelijk terecht op gewezen dat sprake is van een terugnameverzoek, zodat eiseres in beginsel geen beroep kan doen op de verantwoordelijkheidscriteria in hoofdstuk III van de Dvo. Dat hoofdstuk heeft betrekking op overnameprocedures en niet op een terugnameverzoek. Dit is ook in de Afdelingsuitspraak van 1 mei 2024 2 bevestigd. Dit kan anders zijn als er sprake is van een situatie die valt onder artikel 20, vijfde lid, van de Dvo. Daar is echter geen sprake van omdat niet is gebleken dat eiseres het in Frankrijk ingediende asielverzoek heeft ingetrokken terwijl daar de procedure tot het vaststellen van de verantwoordelijke lidstaat nog niet was afgerond. De beroepsgrond slaagt niet.
________

Artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening

7. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen aanleiding is om de behandeling van de asielaanvraag van eiseres (alsnog) aan zich te trekken met toepassing van artikel 17, eerste lid, van de Dvo. Daarbij heeft de minister niet ten onrechte in aanmerking genomen dat de scheiding van eiseres en haar gestelde echtgenoot als gevolg van de overdracht van eiseres aan Frankrijk tijdelijk is. Verder is niet gebleken dat sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan de minister de behandeling van de asielaanvraag van eisers aan zich had moeten trekken. Dat de asielaanvraag van de gestelde echtgenoot van eiseres in Nederland wordt behandeld is daarvoor op zichzelf onvoldoende.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van S.N. Lekatompessij, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 maart 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.