AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Bestuurlijke boete voor verhuur zonder vergunning opkoopbescherming
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 maart 2025, wordt het beroep van eiser tegen een bestuurlijke boete van € 20.000 beoordeeld. Eiser had zijn woning bedrijfsmatig verhuurd zonder de vereiste vergunning voor verhuur opkoopbescherming. De rechtbank oordeelt dat de opgelegde boete niet onredelijk hoog is en dat verweerder geen aanleiding had om de boete te matigen. Eiser, die eigenaar werd van de woning op 21 november 2022, was niet op de hoogte van de regelgeving die op 1 januari 2022 in werking trad. De rechtbank stelt vast dat de boete is opgelegd conform de Huisvestingsverordening en dat de ernst van de overtreding en de bedrijfsmatige exploitatie van de woning de hoogte van de boete rechtvaardigen. Eiser had kunnen en moeten weten van de wijziging in de regelgeving en heeft geen bewijs geleverd dat de boete onevenredig zou zijn gezien zijn financiële situatie. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de boete van € 20.000.
Voetnoten
1.Op grond van artikel 41 van de Huisvestingswet 2014, samen gelezen met artikel 5:27 van de Huisvestingsverordening Den Haag 2023 (de Huisvestingsverordening).
2.Op grond van artikel 45 van de Huisvestingswet 2014, samen met artikel 7:2, tweede lid, en Bijlage II van de Huisvestingsverordening.
3.Tot de NHG-grens, die jaarlijks opnieuw wordt vastgesteld.
4.Artikel 7:2, eerste lid, van de Huisvestingsverordening.
5.Artikel 7:2, tweede lid, van de Huisvestingsverordening in samenhang met Bijlage II van de Verordening.
6.Bijlage II van de Huisvestingsverordening.
7.Zie artikel 5:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
9.Zie de Beleidsregel matiging bestuurlijke boete huisvesting Den Haag 2019. Let wel: artikel 41 wordt daarin niet expliciet genoemd naast artikel 8, 21, 22 en 26 van de Huisvestingswet.