In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de Minister van Asiel en Migratie. Eiseres had beroep ingesteld omdat de minister niet tijdig had beslist op haar aanvraag om een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank oordeelde dat de minister niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn van zestien weken had beslist, waardoor het beroep ontvankelijk was. De rechtbank stelde vast dat de maximale beslistermijn van 21 maanden was overschreden en legde de minister een nieuwe termijn van acht weken op om alsnog een besluit te nemen. Tevens werd er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,-. Eiseres kreeg ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 toegekend. De uitspraak is gedaan zonder dat partijen voor een zitting werden uitgenodigd, omdat de rechtbank dit niet nodig achtte. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.