ECLI:NL:RBDHA:2025:5384
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F.J. Sijens
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen ingangsdatum verblijfsvergunning asiel
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 27 maart 2024, waarbij de minister eisers aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingewilligd. Het beroep richt zich tegen de ingangsdatum van de verblijfsvergunning. De minister heeft op verzoek van de rechtbank op het beroep gereageerd met een verweerschrift en toestemming gegeven om zonder zitting uitspraak te doen. Eiser heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op het verweerschrift of om ter zitting gehoord te worden. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en doet uitspraak zonder zitting.
De rechtbank beoordeelt of de minister de ingangsdatum van eisers verblijfsvergunning juist heeft vastgesteld. Eiser is het niet eens met de ingangsdatum van de verblijfsvergunning, die is vastgesteld op 22 februari 2023. Hij stelt dat de ingangsdatum moet zijn 20 februari 2023, de datum waarop hij zich in het Aanmeldcentrum Ter Apel heeft gemeld. De minister betoogt dat het tijdsverschil tussen de datum van de asielwens en de datum van het indienen van het aanvraagformulier te klein is om een inhoudelijke beoordeling te rechtvaardigen.
De rechtbank oordeelt echter dat eiser belang heeft bij een inhoudelijk oordeel over de ingangsdatum. De minister heeft niet onderbouwd dat de aanpassing van de ingangsdatum voor eiser geen feitelijke betekenis heeft. De rechtbank concludeert dat de minister de ingangsdatum niet juist heeft vastgesteld en vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank stelt de ingangsdatum van de verblijfsvergunning vast op 20 februari 2023 en veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 907,-.