ECLI:NL:RBDHA:2025:5487

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
NL24.46482
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag om uitstel van vertrek op basis van medische noodsituatie en toegankelijkheid van zorg in Senegal

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om uitstel van vertrek beoordeeld. Eiser, die lijdt aan psychische klachten door PTSS, heeft verzocht om uitstel van vertrek vanwege zijn medische situatie. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag afgewezen, ondanks dat het Bureau Medische Advisering (BMA) heeft aangegeven dat bij het uitblijven van medische behandeling binnen drie tot zes maanden een medische noodsituatie kan ontstaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de benodigde medische behandeling in Senegal feitelijk toegankelijk zou zijn voor eiser. Eiser heeft concrete aanknopingspunten ingebracht die twijfels oproepen over de juistheid van het BMA-advies, en de rechtbank oordeelt dat de minister niet zonder meer op dit advies had mogen afgaan. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van eiser worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.46482

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. E. Ebes),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. P. Loijenga).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om hem uitstel van vertrek te verlenen vanwege zijn medische situatie.
2. De minister heeft de aanvraag in het besluit van 24 november 2020 (het primaire besluit) afgewezen. In het bestreden besluit van 20 november 2024 op het bezwaar van eiser is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
3. De rechtbank heeft het beroep op 10 maart 2025 op zitting behandeld, samen met zaaknummer NL24.46483. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.
4. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank wijst dit verzoek toe. Eiser hoeft dus geen griffierecht te betalen.

Voorgeschiedenis en totstandkoming van het bestreden besluit

5. Eiser heeft op 9 december 2019 een aanvraag gedaan om aan hem uitstel van vertrek te verlenen vanwege zijn medische situatie. De minister heeft deze aanvraag afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing. De minister heeft het bezwaar bij besluit van 23 maart 2021 ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Op 25 februari 2022 heeft de minister een aanvullend besluit genomen.
6. Op 4 november 2022 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven [1] . Eiser heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).
7. Op 29 augustus 2023 heeft de Afdeling de minister verzocht om schriftelijk inhoudelijk in te gaan op het hoger beroepschrift van eiser en de nadere stukken, waaronder de brief van de psychiater van 27 december 2022.
8. Op 12 september 2023 heeft de minister het besluit van 23 maart 2021 en het aanvullende besluit van 25 februari 2022 ingetrokken en aangekondigd dat opnieuw op het bezwaar van eiser wordt beslist.
9. Op 19 augustus 2024 heeft het BMA [2] op verzoek van de minister opnieuw een advies uitgebracht over de medische situatie van eiser. Uit het BMA-advies blijkt dat eiser psychische klachten heeft door PTSS. Eisers klachten zijn verminderd door de behandeling, maar er zijn nog altijd nachtmerries en nachtelijke herbelevingen. Eiser heeft geen psychotisch (aandoende) klachten meer en ook geen hallucinaties. Volgens het BMA kan eiser reizen onder begeleiding van een psychiatrisch verpleegkundige en is de eerder noodzakelijk geachte voorwaarde van fysieke overdracht komen te vervallen. Uit het BMA-advies blijkt verder dat bij het uitblijven van medische behandeling voor de klachten van eiser binnen de indicatieve termijn van drie tot zes maanden een medische noodsituatie wordt verwacht. De noodzakelijke medische behandeling is volgens het BMA in Senegal beschikbaar.
10. Eiser heeft een reactie op het BMA-advies ingediend.
11. In het bestreden besluit heeft de minister eisers bezwaar opnieuw ongegrond verklaard. De minister overweegt in het bestreden besluit dat uit het BMA-advies volgt dat bij het uitblijven van medische behandeling voor eisers psychische klachten binnen de indicatieve termijn van drie tot zes maanden een medische noodsituatie zal ontstaan. De benodigde behandeling is echter in Senegal beschikbaar. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de behandeling voor hem in Senegal feitelijk niet toegankelijk is. De informatie die eiser heeft overgelegd is volgens de minister daarvoor niet voldoende. De minister ziet geen aanleiding om gebruik te maken van de inherente afwijkingsbevoegdheid. Eiser heeft niet onderbouwd waarom dat in zijn persoonlijke geval zou moeten. De drempel voor het aantonen van de feitelijke ontoegankelijkheid ligt onverminderd hoog voor alle vreemdelingen.

Beoordeling door de rechtbank

12. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
13. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Procesbelang
14. De rechtbank beoordeelt eerst ambtshalve of eiser procesbelang heeft bij het beroep. Eiser heeft namelijk op 6 maart 2023 een opvolgende asielaanvraag gedaan. Eiser mag de beslissing op deze aanvraag in Nederland afwachten. Daardoor heeft hij op grond van de asielprocedure rechtmatig verblijf en wordt hij niet met uitzetting bedreigd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser desondanks procesbelang bij beoordeling van het onderhavige beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag om uitstel van vertrek. In de opvolgende asielprocedure toetst de minister niet ambtshalve of eiser op grond van zijn medische situatie uitstel van vertrek moet krijgen. Eiser kan daardoor met het onderhavige beroep in een gunstigere positie komen. De rechtbank behandelt het beroep daarom inhoudelijk.
BMA-advies en gevolgen van uitzetting
15. Eiser voert aan dat de minister navraag had moeten doen bij het BMA over het advies van 19 augustus 2024. In dit advies vermeldt het BMA niet dat bij aankomst in Senegal fysieke overdracht van eiser moet plaatsvinden, terwijl dat in het BMA-advies van 24 maart 2020 nog wel werd vermeld. Het BMA heeft volgens eiser niet inzichtelijk gemaakt waarom deze voorwaarde in het advies van 19 augustus 2024 is vervallen. Uit informatie van de psychiater van eiser blijkt weliswaar dat het inmiddels beter gaat met eiser, maar dat geldt niet als hij in een voor hem onveilige situatie terechtkomt. Eiser heeft in de reactie op het BMA-advies gewezen op de onderliggende stukken van het onderzoek van Medifirst van 5 augustus 2024. De mail van de behandelaar van eiser van 10 januari 2025 bevestigt het risico op dissociatie en suïcide bij uitzetting. Volgens eiser mocht de minister daarom niet zonder meer op het BMA-advies afgaan. Eiser voert verder aan dat uitzetting naar Senegal aanzienlijke en onomkeerbare negatieve gevolgen zal hebben voor eisers gezondheid. Uit de email van de psychiater van 10 januari 2025 blijkt wat de gevolgen voor eiser kunnen zijn van uitzetting naar Senegal.
16. De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak van de Afdeling een BMA-advies een deskundigenadvies is. [3] Wanneer de minister een BMA-advies aan haar besluitvorming ten grondslag legt, moet zij zich ervan vergewissen dat dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusie daarop aansluit. Als dit het geval is, mag de minister in beginsel van de juistheid van het advies uitgaan. Het is vervolgens aan eiser om de juistheid van het deskundigenadvies te betwisten, bijvoorbeeld met een contra-expertise.
16.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister niet zonder meer mocht uitgaan van de juistheid en volledigheid van het BMA-advies. De beroepsgrond slaagt.
16.2.
De minister had naar het oordeel van de rechtbank in de reactie van eiser van
2 oktober 2024 op het BMA-advies aanleiding moeten zien om het BMA om een nader advies te vragen. In de reactie wijst de gemachtigde op de onderliggende stukken van de Medifirst-rapportage, die is gemaakt in verband met eisers opvolgende asielaanvraag. Daarin wordt het gedrag van eiser voorafgaand aan en tijdens het spreekuur op 5 augustus 2024 beschreven:
“Betrokkene is een redelijk verzorgd, mager en ondervoed jongeman uit Senegal, betrokkene wachtte niet in de wachtkamer. Hij zat in een hoek in de gang, hij had trillende handen, hij durft niet met iemand te praten. Onderzoeker moest veel moeite doen om betrokkene naar onderzoekkamer te begeleiden.
In de onderzoekkamer bleef betrokkene staan, hij durfde niet te zitten, de deur moest ook open blijven.
Betrokkene gaf zijn medische documenten aan de arts en wilde weggaan. Hij was erg angstig en bang.
Betrokkene had bibberige handen en door de bibbering ging hij koffie op zijn kleren morsen.”
16.3.
Het BMA-advies is gebaseerd op een brief van de psychiater van eiser van 24 april 2024. De spreekuurrapportage van Medifirst dateert van na deze brief. Niet is gebleken dat de minister deze informatie aan het BMA heeft voorgelegd met de vraag of dit aanleiding geeft om het advies aan te passen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met het overleggen van de stukken van Medifirst concrete aanknopingspunten naar voren gebracht voor twijfel aan de juistheid en volledigheid van het BMA-advies ten aanzien van de reisvoorwaarden. Uit de rapportage blijkt namelijk het gedrag van eiser in een voor hem onveilige situatie. De rechtbank vindt daarbij ook van belang dat de psychiater van eiser in de email van 10 januari 2025 beschrijft welke gevolgen zij verwacht als eiser naar Senegal zal worden uitgezet:
“De heer Seye zal zeer angstig worden zodra hij (op afstand) politie ziet. (…) Als hij door de politie meegenomen wordt zal de angst overgaan indoodsangstwaarbij hij zal dissociëren en in een herbeleving raken. Uiteindelijk zal hij bewusteloos raken. Zodra hij bijkomt zal hij opnieuw dissociëren en in een herbeleving raken ten gevolge van doodsangst.”
16.4.
De rechtbank acht hierbij verder van belang dat uit rechtspraak van de Afdeling volgt dat de minister op grond van het arrest C.K. [4] in het kader van artikel 64 van de Vw [5] moet bezien of de feitelijke uitzetting van een vreemdeling met een ernstige mentale of lichamelijke aandoening kan leiden tot een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM [6] . Die beoordeling kan volgens de Afdeling niet plaatsvinden in het kader van de vraag of een medische noodsituatie zal ontstaan, maar moet plaatsvinden in het kader van de te stellen reisvereisten. [7]
De feitelijke toegankelijkheid van de benodigde zorg in Senegal
17. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij met de overgelegde informatie aannemelijk heeft gemaakt dat de benodigde medische behandeling voor hem in Senegal niet feitelijk toegankelijk is. Volgens eiser heeft de minister ten onrechte alle overgelegde indicatieve bewijzen niet in onderlinge samenhang beoordeeld. Voor het overige verkeert eiser in bewijsnood. Eiser heeft diverse pogingen gedaan om de ontoegankelijkheid van de behandeling aan te tonen.
18. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat het volgens het arrest
Paposhvili [8] aan de betrokken vreemdeling is om aannemelijk te maken dat hij op grond van zijn slechte gezondheid een reëel risico in de zin van artikel 3 van het EVRM loopt en dat, als de medische zorg, als deze beschikbaar is, in zijn geval niet feitelijk toegankelijk is. Dit hoeft volgens het EHRM [9] geen ‘clear proof’ te zijn. Dit betekent dat de vreemdeling aannemelijk moet maken wat de kosten zijn van de voor hem noodzakelijke behandeling in het land van herkomst. Verder moet de vreemdeling, als hij stelt dat deze behandeling om financiële of andere redenen voor hem feitelijk niet toegankelijk is, dat aannemelijk maken. Als de vreemdeling dit aannemelijk heeft gemaakt, is het aan de nationale autoriteiten van de uitzettende staat om de twijfel over een mogelijke schending van artikel 3 van het EVRM weg te nemen. [10]
19. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser langs verschillende wegen geprobeerd heeft om informatie te krijgen over de kosten van de voor hem benodigde behandeling in Senegal en de mogelijkheid om ondersteuning te krijgen of een verzekering af te sluiten. Zo heeft eiser het in het BMA-advies van 24 maart 2020 genoemde ziekenhuis aangeschreven en naar aanleiding van het BMA-advies van 19 augustus 2024 via [naam] geprobeerd om hulp en informatie over de toegang tot de gezondheidszorg te krijgen en contact te leggen met het daarin genoemde Hospital Center University De Fann. Eiser heeft verder algemene informatie overgelegd over de gezondheidszorg in Senegal. Ook heeft eiser informatie van derden overgelegd over (de kosten van) de gezondheidszorg en medicatie in Senegal.
19.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister, gelet op eisers specifieke situatie, onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de benodigde zorg voor hem in Senegal feitelijk niet toegankelijk is.
19.2.
De rechtbank acht daarbij allereerst van belang dat eiser diverse pogingen heeft gedaan om de kosten van de benodigde medicatie en behandeling in Senegal te onderbouwen en dat eiser stukken heeft overgelegd waaruit ten minste een indicatie van deze kosten blijkt.
19.3.
De rechtbank vindt verder van belang dat eiser in 2015 op 15-jarige leeftijd uit Senegal is vertrokken en sindsdien zonder verblijfsvergunning in Nederland verblijft. In de asielprocedure heeft eiser gesteld dat zijn ouders niet meer leven en dat hij geen broers of zussen heeft. Aldus stelt eiser dat hij geen sociaal netwerk (meer) heeft om op te kunnen terugvallen voor (financiële) hulp bij de toegang tot de benodigde zorg. Eiser is sinds zijn asielprocedure bekend met ernstige psychische problematiek. Hij stelt dat de aard en ernst van zijn ziekte en de lange duur hiervan net als de duur en intensiteit van de behandeling op voorhand aannemelijk maken dat hij zelf niet in staat zal zijn om de medische kosten te betalen. Ook uit de brief van eisers psychiater van 27 december 2022 blijkt dat eiser in Senegal uit angst nog minder dan nu in staat zal zijn om in zijn onderhoud te voorzien. Eiser betoogt dat hij voor de verstrekking van medicatie en dagelijkse verzorging afhankelijk zal zijn van een steunsysteem en dat hij niet op zijn familie kan terugvallen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister de door eiser aangeleverde informatie en eisers specifieke situatie onvoldoende in samenhang beoordeeld. De minister heeft daarbij onvoldoende gemotiveerd waarom, gelet op die specifieke situatie, van eiser wordt verwacht dat hij naast de al overgelegde informatie zijn financiële situatie inzichtelijk maakt en aannemelijk maakt dat hij in Senegal geen ziektekostenverzekering kan afsluiten en geen (financiële) hulp kan krijgen van derden of de Senegalese overheid. Nu een voldoende draagkrachtige motivering op dit punt ontbreekt zal het bestreden besluit worden vernietigd. Ook deze beroepsgrond slaagt.
20. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De rechtbank komt daarom niet toe aan beoordeling van de overige beroepsgronden van eiser.

Conclusie

21. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of mogelijkheden om zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. De minister zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
22. De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de minister op om binnen 8 weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL21.4485.
2.Bureau Medische Advisering.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 8 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3422.
4.Arrest van het Hof van Justitie van de EU van 16 februari 2017 (ECLI:EU:C:2017:127).
5.Vreemdelingenwet 2000.
6.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling van 27 december 20218 (ECLI:NL:RVS:2018:4314).
8.Het arrest van het EHRM van 13 december 2016, Paposhvili tegen België (ECLI:CE:ECHR:2016:1213JUDO04173810).
9.Europees Hof voor de rechten van de mens.
10.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 3 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3134), 23 februari 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:744) en 5 november 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:4451).