ECLI:NL:RBDHA:2025:5542

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
AWB 24-11562
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overplaatsing van een asielzoeker naar een meerderjarige opvanglocatie en de beoordeling van de leeftijdsregistratie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 3 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die stelt minderjarig te zijn, en het bestuur van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COa). Eiser heeft een asielaanvraag ingediend en is aanvankelijk geplaatst in een opvanglocatie voor minderjarigen. Echter, na een onderzoek door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) naar zijn leeftijd, is eiser op basis van een Italiaanse registratie als meerderjarig aangemerkt. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat zijn geboortedatum niet correct is vastgesteld en dat zijn originele geboorteakte niet voldoende is onderzocht.

De rechtbank heeft de processtukken en de memo's van de IND en de minister beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de minister onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld bij de beoordeling van de leeftijd van eiser. De rechtbank oordeelt dat de minister niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de echt bevonden geboorteakte van eiser niet tot nader onderzoek heeft geleid en waarom de Italiaanse registratie als doorslaggevend wordt beschouwd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het COa en oordeelt dat eiser recht heeft op een nieuw besluit, waarbij de minister de leeftijdsbepaling opnieuw moet overwegen, met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.814. De rechtbank benadrukt dat de minister bij de beoordeling van de leeftijd van een vreemdeling alle feiten en omstandigheden moet meewegen en dat er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel over de vastgestelde leeftijd van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/11562

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COa), verweerder,

(gemachtigde: [gemachtigde]).

Procesverloop

Bij besluit van 15 juli 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder besloten om eiser over te plaatsen naar een opvangvoorziening voor meerderjarigen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2025 op zitting behandeld in Breda. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum 1] 2007 en de Gambiaanse nationaliteit te hebben.
2. Eiser heeft op 25 oktober 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland, waarop nog niet is beslist. Bij zijn aanvraag heeft eiser de geboortedatum [datum 1] 2007 opgegeven. Vanwege de gestelde minderjarigheid is eiser door verweerder geplaatst in een opvanglocatie voor minderjarigen.
3. Vanwege het ontbreken van identificerende documenten hebben de AVIM [1] en de IND [2] een leeftijdsschouw uitgevoerd. Hieruit bleek twijfel over eisers gestelde minderjarigheid. Omdat uit Eurodac is gebleken dat eiser in Italië staat geregistreerd, is de IND op 5 december 2023 een onderzoek gestart in het kader van artikel 34 van de Dublinverordening. [3] Op 12 januari 2024 hebben de Italiaanse autoriteiten de IND geïnformeerd dat eiser in Italië geregistreerd staat met de geboortedatum [datum 2] 2005. Op 31 januari 2024 heeft de staatssecretaris [4] de geboortedatum van eiser gewijzigd van [datum 1] 2007 naar [datum 2] 2005 en verweerder hierover geïnformeerd.
4. Op 20 juni 2024 heeft verweerder een voornemen tot overplaatsing van eiser naar een opvanglocatie voor meerderjarigen genomen. Op 24 juni 2024 heeft eiser hiertegen bezwaar gemaakt. Op 15 juli 2024 heeft verweerder het bestreden besluit genomen, waarbij een memo van 23 mei 2024 van de IND over de leeftijdsbepaling van eiser als bijlage is gevoegd.
5. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat op grond van artikel 11 van de Rva [5] wordt bepaald in welke opvangvoorziening een asielzoeker wordt geplaatst. De minister is verantwoordelijk voor de leeftijdsbepaling. Verweerder heeft op grond van de door de minister verstrekte informatie eiser als meerderjarige aangemerkt. Zoals bevestigd in de uitspraak van de Afdeling [6] van 15 mei 2024 [7] en de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 8 juli 2024 [8] mag verweerder uitgaan van de door de minister vastgestelde leeftijd, tenzij concrete aanknopingspunten aanleiding geven tot twijfel. In geval van eiser heeft verweerder een memo opgevraagd bij de IND. Na de uitspraak van de Afdeling van 9 oktober 2024 [9] heeft verweerder nogmaals een memo opgevraagd. Uit de memo’s van de IND van 23 mei 2024 en 27 februari 2025 blijkt dat de door eiser overgelegde geboorteakte echt is bevonden, maar dat de geboorteakte niet wordt aangemerkt als identificerend document. Ook is geen leeftijdsonderzoek opgestart door eiser. Daarnaast verwijst de IND in haar aanvullende memo naar het rapport van EASO, [10] waaruit blijkt dat Gambia geen centrale elektronische database kent voor het registreren van geboorten. Hierdoor is het mogelijk dat iemand onder verschillende identiteiten een geboorteakte aanvraagt, waardoor deze documenten fraudegevoelig zijn. Verweerder ziet daarom geen aanleiding om af te wijken van het oordeel van de minister. Verder heeft eiser gedurende het onderzoek van de minister in een opvangvoorziening voor minderjarigen verbleven en is hij pas na de wijziging van zijn leeftijdsregistratie overgeplaatst naar een opvanglocatie voor meerderjarigen. Ook in deze opvangvoorziening is maatwerk mogelijk door middel van extra ondersteuning of externe begeleiding.
6. Eiser kan zich niet met het bestreden besluit verenigen en voert daartoe aan dat hij minderjarig is. Eiser heeft een originele geboorteakte verzonden naar Bureau Documenten en uit het bestreden besluit blijkt dat hiernaar geen onderzoek is verricht. Bovendien is het bestreden besluit niet verzonden aan eisers gemachtigde, waardoor hij het bestreden besluit pas op 28 juli 2024 van eisers voogd heeft ontvangen. Uit de uitspraak van de Afdeling van 15 mei 2024 volgt dat een overplaatsingsbesluit gelijk gesteld moet worden met een besluit in de zin van artikel 72, derde lid, van de Vw, [11] waartegen bezwaar dient te worden gemaakt voordat beroep kan worden ingesteld. Eiser verwijst hierbij naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 2 augustus 2024. [12] Eiser wenst niet van regio te wisselen en niet in een opvanglocatie voor meerderjarigen te worden geplaatst, omdat deze geen specifieke voorzieningen voor minderjarigen biedt.
De rechtbank oordeelt als volgt.
7. Zoals overwogen door de Afdeling in de door verweerder aangehaalde uitspraak van 15 mei 2024, mag verweerder in beginsel uitgaan van de leeftijdsbepaling door de minister, tenzij een vreemdeling concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht waaruit blijkt dat reden voor twijfel bestaat over zijn vastgestelde leeftijd. In dat geval dient verweerder navraag te doen bij de minister over de leeftijdsbepaling en daarover in samenspraak met de minister zelf een standpunt te vormen in het kader van de opvangbehoeften van de vreemdeling.
8. Eiser heeft concrete aanknopingspunten naar voren gebracht voor twijfel over zijn vastgestelde leeftijd. Eiser heeft namelijk een geboorteverklaring overgelegd die op 4 april 2024 door Bureau Documenten echt is bevonden. Gelet hierop lag het op de weg van verweerder om navraag te doen bij de minister over de leeftijdsbepaling van eiser, wat verweerder ook heeft gedaan. De minister heeft daarop een memo verstrekt waarin uiteen is gezet waarom de geboortedatum van eiser naar [datum 2] 2005 is gewijzigd en eiser als meerderjarig is aangemerkt. In de beroepsfase heeft verweerder een aanvullende memo van de minister opgevraagd en overgelegd, waarin wordt bevestigd dat [datum 2] 2005 als geboortedatum wordt aangehouden. Verweerder heeft op basis van deze memo’s geconcludeerd dat er geen reden is om eiser niet naar een opvanglocatie voor meerderjarigen over te plaatsen.
9. Uit de memo’s van de minister blijkt onvoldoende dat de leeftijdsbepaling van eiser zorgvuldig is verlopen. Uit deze memo’s blijkt dat de minister groot gewicht heeft toegekend aan de leeftijdsregistratie van eiser in Italië en deze registratie heeft overgenomen. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 9 oktober 2024 [13] geoordeeld dat de minister zich niet kan beroepen op het interstatelijk vertrouwensbeginsel als zij bij de beoordeling van de leeftijd van een vreemdeling een leeftijdsregistratie in een andere lidstaat van de Europese Unie betrekt. Dit neemt niet weg dat de minister bij de leeftijdsbepaling wel gewicht mag toekennen aan de leeftijdsregistratie van een vreemdeling in een andere lidstaat. De minister zal dan steeds zorgvuldig moeten onderzoeken en deugdelijk moeten motiveren waarop de leeftijdsregistratie is gebaseerd. Uit het onderzoeksresultaat van Italië blijkt dat eisers gegevens niet op basis van documenten of onderzoeken zijn geregistreerd. De minister heeft in de memo’s niet gemotiveerd waarom desondanks wordt uitgegaan van de Italiaanse leeftijdsregistratie. Van belang wordt geacht dat de Afdeling in haar uitspraak van 9 oktober 2024 heeft geoordeeld dat de minister bij het beoordelen van de leeftijd steeds alle feiten en omstandigheden moet meewegen.
10. In de aanvullende memo staat dat uit het EASO-rapport blijkt dat geboorten in Gambia op andere manieren worden geregistreerd dan via een centrale elektronische database. Hieruit volgt echter niet dat het mogelijk is om onder verschillende identiteiten een geboorteakte aan te vragen, noch dat geboorteakten per definitie fraudegevoelig zijn. De minister had zich daarom niet op het EASO-rapport mogen beroepen en had nader onderzoek moeten verrichten naar de betrouwbaarheid van eisers geboorteakte. De stelling in de aanvullende memo dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over zijn geboorteakte, wordt ook niet gevolgd. Uit de aanvullende memo kan de rechtbank niet afleiden dat sprake is van tegenstrijdige verklaringen. Verweerder heeft ter zitting gesteld het dossier van de minister niet tot haar beschikking te hebben maar geen reden te zien om hiervan af te wijken, nu de minister deze tegenstrijdigheden heeft vastgesteld. De rechtbank acht dit standpunt onvoldoende omdat van verweerder mag worden verwacht dat zij zich vergewist van de juistheid van de in de memo’s ingenomen stellingen. Voorts blijkt uit de aanvullende memo dat eiser nog niet in de gelegenheid is gesteld om op de gestelde tegenstrijdige verklaringen te reageren. Dit betekent dat het onderzoek van de minister nog niet is afgerond.
11. Gelet op het voorgaande is onvoldoende gebleken dat de leeftijdsbepaling door de minister op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De minister heeft in de memo's niet deugdelijk gemotiveerd waarom de echt bevonden geboorteakte niet tot nader onderzoek leidt en waarom doorslaggevend gewicht wordt gehecht aan de registratie in Italië. Verweerder kan daarom niet zonder meer van de vastgestelde leeftijd door de minister uitgaan.
Conclusie
12. Het bestreden besluit is onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende deugdelijk gemotiveerd. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Awb. [14] De rechtbank komt niet toe aan de bespreking van de overige beroepsgronden. Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
13. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814 (duizend achthonderdveertien euro) aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 3 april 2025 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens
bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
2.De Immigratie- en Naturalisatiedienst.
3.Verordening (EU) 604/2013.
4.De staatsecretaris van Justitie en Veiligheid, per 2 juli 2024 opgevolgd door de minister van Asiel en Migratie (hierna: de minister).
5.Regeling verstrekking asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.
6.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
10.EASO, European Asylum Support Office, Country of Origin Information Report – The Gambia Country Focus, December 2017, pagina 56.
11.Vreemdelingenwet 2000.
14.Algemene wet bestuursrecht.