In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 3 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die stelt minderjarig te zijn, en het bestuur van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COa). Eiser heeft een asielaanvraag ingediend en is aanvankelijk geplaatst in een opvanglocatie voor minderjarigen. Echter, na een onderzoek door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) naar zijn leeftijd, is eiser op basis van een Italiaanse registratie als meerderjarig aangemerkt. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat zijn geboortedatum niet correct is vastgesteld en dat zijn originele geboorteakte niet voldoende is onderzocht.
De rechtbank heeft de processtukken en de memo's van de IND en de minister beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de minister onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld bij de beoordeling van de leeftijd van eiser. De rechtbank oordeelt dat de minister niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de echt bevonden geboorteakte van eiser niet tot nader onderzoek heeft geleid en waarom de Italiaanse registratie als doorslaggevend wordt beschouwd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het COa en oordeelt dat eiser recht heeft op een nieuw besluit, waarbij de minister de leeftijdsbepaling opnieuw moet overwegen, met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.814. De rechtbank benadrukt dat de minister bij de beoordeling van de leeftijd van een vreemdeling alle feiten en omstandigheden moet meewegen en dat er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel over de vastgestelde leeftijd van eiser.