ECLI:NL:RBDHA:2025:5559

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
25.11368
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.S. Gaastra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de voortduren van de maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 1 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen de voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 27 september 2024 en is sindsdien niet opgeheven. De rechtbank heeft eerder de oplegging en het voortduren van deze maatregel getoetst in uitspraken van 22 oktober 2024 en 10 januari 2025. De minister van Asiel en Migratie heeft een voortgangsrapportage overgelegd, waarop eiser heeft gereageerd. Tijdens de zitting op 25 maart 2025 was de gemachtigde van eiser afwezig, terwijl de minister vertegenwoordigd was.

De rechtbank overweegt dat indien de maatregel van bewaring in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 of niet gerechtvaardigd is, het beroep gegrond verklaard kan worden. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 3 januari 2025. Eiser betwist de geldigheid van de toegezegde laissez-passer, maar de rechtbank oordeelt dat er zicht op uitzetting is, ondanks de bezwaren van eiser. De rechtbank wijst ook op de verzwaarde belangenafweging die de minister heeft gemaakt, waarbij de belangen van de minister zwaarder wegen dan die van eiser. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.11368

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 april 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M. Luijendijk),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. E. Özel).

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 27 september 2024. Deze maatregel duurt nog voort.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring eerder getoetst. De oplegging van de maatregel van bewaring is getoetst bij uitspraak van 22 oktober 2024 [1] en het voortduren van de maatregel van bewaring is getoetst bij uitspraak 10 januari 2025 [2] .
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 25 maart 2025 op zitting behandeld. De gemachtigde van eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Toetsingskader
1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [3]
2. Uit de uitspraak van 10 januari 2025 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 3 januari 2025) rechtmatig is.
Ontbreekt het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn?
3. Eiser betwist de geldigheid van de toegezegde/verstrekte laissez-passer (lp). In de schriftelijke gronden van het beroep betwist eiser de nationaliteitsbevestiging, dan wel de geldigheid van de lp-toezegging, omdat deze zou zijn gebaseerd op een kopie van zijn identiteitsbewijs. Eiser stelt dat hij geen identiteitsbewijs heeft, zodat deze niet ten grondslag kan liggen aan de nationaliteitsbevestiging en de lp-toezegging. Eiser verzoekt de minister om een kopie van zijn lp te verstrekken omdat de aanvraag voor een kopie eerder door de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) is geweigerd. Subsidiair verzoekt eiser de rechtbank om zijn lp op juistheid te beoordelen.
3.1.
Allereerst merkt de rechtbank op dat in dit beroep de voortduring van de maatregel van bewaring beoordeeld moet worden. Voor zover deze grond ziet op de feitelijke uitzetting, overweegt de rechtbank dat de wijze van uitzetting in deze procedure niet ter toetsing voorligt.
3.2.
Voor zover eiser met deze grond heeft beoogd te betogen dat zicht op uitzetting ontbreekt omdat zijn toegezegde lp gebaseerd zou zijn op onjuiste gegevens, volgt de rechtbank dat niet. Allereerst is van belang dat, anders dan eiser stelt, uit de door de minister overgelegde stukken van de lp-aanvraag blijkt dat hieraan een kopie van zijn identiteitsbewijs ten grondslag ligt die zelf door eiser is verstrekt. De minister heeft op de zitting toegelicht dat op grond van deze stukken de nationaliteit van eiser is bevestigd. Op 21 maart 2025 is de lp verstrekt naar aanleiding van de geplande vlucht op 24 maart 2025. Deze vlucht heeft geen doorgang gevonden, maar dit laat onverlet dat de lp inmiddels is verstrekt en er een nieuwe vlucht is aangevraagd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn. Dat eiser van de DT&V geen kopie van zijn lp kan krijgen wegens de gemaakte afspraken met de Algerijnse autoriteiten, doet hier niets aan af. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft de minister de verzwaarde belangenafweging niet gemotiveerd?
4. Eiser stelt dat de minister de verzwaarde belangenafweging niet heeft gemotiveerd in de voortgangsrapportage van 11 maart 2025. Dit had volgens eiser wel gemoeten aangezien de zesmaandentermijn voor de bewaring op 27 maart 2025 verstrijkt.
4.1.
De rechtbank wijst erop dat de verzwaarde belangenafweging pas na zes maanden, dus op 27 maart 2025, hoeft plaats te vinden. Uit de voortgangsrapportage van 14 maart 2025 blijkt bovendien dat deze verzwaarde belangenafweging inmiddels is gemaakt. De minister wijst in deze verzwaarde belangenafweging op het feit dat eiser tijdens zijn vertrekgesprekken meerdere keren heeft verklaard niet mee te willen werken aan zijn terugkeer. Daarnaast heeft eiser geen, althans onvoldoende, informatie en bescheiden verstrekt om het onderzoek van de diplomatieke vertegenwoordiging te bespoedigen. Eiser werkt dan ook onvoldoende mee aan zijn terugkeer. Verder heeft de minister erop gewezen dat het waarschijnlijk is dat eiser op korte termijn wordt verwijderd, gelet op het feit dat er een lp is afgegeven door de Algerijnse autoriteiten. Gelet hierop valt het belang van de minister bij voortduring van de maatregel zwaarder uit dan van eiser bij stopzetting daarvan. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze motivering te twijfelen. De beroepsgrond slaagt niet.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?5. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de minister en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [4]

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, in aanwezigheid van mr. I.S. Pruijn, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rechtbank Den Haag, zp. Arnhem, 22 oktober 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:17481.
2.Rechtbank Den Haag, zp. Arnhem, 10 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:807.
3.Op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
4.Vergelijk de uitspraak van de ABRvS van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.