ECLI:NL:RBDHA:2025:5896

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
NL25.13766
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduren van een maatregel van bewaring opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De maatregel van bewaring was op 3 december 2024 opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, waarbij de rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek op zitting achterwege blijft en het vooronderzoek op 31 maart 2025 is gesloten.

De rechtbank heeft overwogen dat indien de maatregel van bewaring in strijd is met de Vreemdelingenwet of niet gerechtvaardigd is, het beroep gegrond verklaard kan worden. De rechtbank heeft eerder de rechtmatigheid van de maatregel getoetst en vastgesteld dat deze tot het sluiten van het onderzoek op 21 februari 2025 rechtmatig was. De huidige beoordeling richt zich op de periode na deze datum.

Eiser betoogt dat er geen redelijk zicht op uitzetting naar Tunesië bestaat, omdat hij niet is gepresenteerd bij de autoriteiten en er geen identiteitsbewijs is. De rechtbank oordeelt echter dat er in het algemeen zicht op uitzetting naar Tunesië is en dat de minister voldoende stappen heeft ondernomen om een laissez-passer aan te vragen. De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat zijn situatie anders is en dat er geen reden is om het beroep gegrond te verklaren. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.13766

uitspraak van de enkelvoudige kamer van *** in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. J. van Appia),
en

de minister van Asiel en Migratie,

Procesverloop

De minister heeft op 3 december 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek op zitting achterwege blijft en daarom het vooronderzoek gesloten op 31 maart 2025.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [1]
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 27 februari 2025 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. [2] Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (21 februari 2025) rechtmatig is.
Is er zicht op uitzitting binnen een redelijke termijn?
3. Eiser betoogt dat geen redelijk zicht op uitzetting bestaat naar Tunesië. Ondanks de volledige medewerking van eiser is het tot op heden niet gelukt om hem te presenteren bij de autoriteiten. Uit de voortgangsrapportage volgt dat de minister regelmatig rappelleert bij de Tunesische autoriteiten maar dat dit niet tot een presentatie lijdt. Daarbij komt dat het uit de overgelegde stukken niet blijkt dat eiser beschikt over een identiteitsbewijs. Door de hiervoor genoemde omstandigheden is het volgens eiser uitgesloten dat aan hem een laissez-passer zal worden verstrekt.
3.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt voorop dat zicht op uitzetting naar Tunesië in het algemeen niet ontbreekt. [3] Eiser heeft niet onderbouwd dat dit in zijn geval anders is. Uit de M120 blijkt dat er op 5 december 2024 een laissez passer-aanvraag is gedaan en dat deze tot op heden in behandeling is bij de Tunesische autoriteiten. Aan de Tunesische autoriteiten mag enige tijd worden gegund om de afgifte van een laissez passer in orde te maken. Dat eiser geen gebrek aan medewerking toont maakt dit niet anders.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
4. Eiser heeft zijn overige gronden die zien op het voortvarend handelen van de minister en de belangenafweging niet onderbouwd. De rechtbank toetst deze gronden en het voortduren van de maatregel dan ook ambtshalve. [4] De rechtbank ziet geen reden om het beroep gegrond te verklaren vanwege onrechtmatigheid van de bewaring.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Boerhof, rechter, in aanwezigheid van S. Voolstra, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
2.Rb Den Haag (zp Arnhem), ECLI:NL:RBDHA:2025:3437
3.ABRvS 30 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3990.
4.Vergelijk ABRvS26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.