ECLI:NL:RBDHA:2025:5929

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
NL25.9195 NL25.9280 NL25.9276 NL25.9279
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 april 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiseres van Turkse nationaliteit, die samen met haar minderjarige kinderen in bewaring was gesteld. De minister van Asiel en Migratie had op 25 februari 2025 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De minister heeft de maatregel op 7 maart 2025 opgeheven, maar de rechtbank moest beoordelen of de bewaring onrechtmatig was geweest en of eiseres recht had op schadevergoeding.

Tijdens de zitting op 10 maart 2025 is eiseres, haar kinderen en haar gemachtigde niet verschenen, terwijl de minister zich liet vertegenwoordigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de maatregel van bewaring niet zijn betwist en dat er een significant risico op onttrekking aan het toezicht bestond. Eiseres stelde dat de machtiging tot binnentreden niet correct was ondertekend en dat de elektronische handtekening ongeldig was, maar de rechtbank oordeelde dat de minister voldoende had gemotiveerd dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was. De rechtbank concludeerde dat de bewaring niet onrechtmatig was en dat het beroep ongegrond was, waardoor ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de duur van de maatregel van bewaring niet langer was dan toegestaan en dat de medische omstandigheden van eiseres en haar kinderen geen aanleiding gaven om van de maatregel af te zien. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres verworpen en de uitspraak is openbaar gemaakt op 9 april 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.9195, NL25.9280, NL25.9276 en NL25.9279
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres
mede namens haar minderjarige kinderen
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3], V-nummers: [V-nummer] , [V-nummer] en [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. M. Erik), en
de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. N. Schoonbrood).

Procesverloop

Bij besluit van 25 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moeten tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De minister heeft op 7 maart 2025 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 10 maart 2025 op zitting behandeld. Eiseres, haar kinderen en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Turkse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboorteplaats] 1997.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiseres schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiseres een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
Elektronische handtekening machtiging tot binnentreden
3. Eiseres stelt dat de machtiging tot binnentreden niet juist is ondertekend. De elektronische handtekening die onder de machtiging staat is ongeldig. Uit het dossier blijkt niet dat sprake is van toestemming tot binnentreden. Om die reden is de staandehouding en dus ook de maatregel van bewaring onrechtmatig.
4. Ter zitting heeft de minister erkend dat de elektronische handtekening op de eerder in het dossier aanwezige machtiging tot binnentreden niet kon worden gevalideerd. Hij heeft dan ook op 9 maart 2025 de machtiging tot binnentreden inclusief de te valideren elektronische handtekening in het digitale dossier geüpload. De rechtbank stelt vast dat dit bestand inhoudelijk overeenkomt met het eerder in het digitale dossier geplaatste bestand. Ook heeft de rechtbank de elektronische handtekening gevalideerd. De beroepsgrond slaagt niet.

Bewaringsgronden

5. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat de maatregel nodig was, omdat een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestond dat eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken. De minister heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiseres:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3e. in verband met haar aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over de identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat; 3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielverzoek;
3m. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en onmiddellijke overdracht of overdracht op zeer korte termijn noodzakelijk is ten behoeve van het realiseren van de overdracht binnen zes maanden na het akkoord van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielverzoek;
en als lichte gronden vermeld dat eiseres:
4a. zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
6. De rechtbank stelt vast dat de gronden van de maatregel van bewaring niet zijn betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze gronden feitelijk juist en voldoende gemotiveerd zijn. De gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen, omdat hieruit een significant risico op onttrekking aan het toezicht blijkt.
Duur maatregel van bewaring
7. Eiseres stelt dat de maatregel van bewaring te lang heeft voortgeduurd. Eiseres is op 25 februari 2025 in bewaring gesteld. Op dat moment was bekend dat de uitzetting was gepland voor 7 maart 2025. Eiseres en haar gezin hebben onterecht langer dan een week in bewaring gezeten.
8. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat de maatregel van bewaring onterecht te lang heeft geduurd. Uit paragraaf A5/2.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 volgt dat een maatregel van bewaring bij een gezin met minderjarige kinderen in beginsel niet langer dan twee weken mag voortduren. De bewaring van eiseres en haar kinderen heeft ook niet langer dan twee weken twee weken geduurd. De beroepsgrond slaagt dan ook niet.
Lichter middel
9. Eiseres stelt dat de minister had moeten volstaan met het opleggen van een lichter middel dan de maatregel van bewaring. Eiseres heeft zich nooit aan het toezicht onttrokken. Zij woont immers samen met haar drie kinderen op een asielzoekerscentrum en zij hadden de mogelijkheid niet om zich aan het toezicht te onttrekken. Eiseres heeft ook op geen enkele wijze actief de overdracht tegengewerkt. Eisers verklaart dan wel niet te willen meewerken aan de overdracht, maar daarentegen blijkt dat geen sprake is van onttrekking aan het toezicht. Daarbij zijn er medische omstandigheden ten aanzien van zoon [minderjarige 3] . Ook ten aanzien van eiseres is er een medische omstandigheid, er is namelijk een suïcide risico aangenomen.
10. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat niet kan worden volstaan met een lichter middel. Uit de gronden van de maatregel en de motivering blijkt al dat er een significant risico op onttrekking aan het toezicht bestaat. De minister heeft hierbij kunnen betrekken dat eiseres heeft verklaard dat zij niet wil meewerken aan de overdracht. De rechtbank verwijst ter zake naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 februari 20231. Verder heeft de minister in de maatregel gemotiveerd dat de medische omstandigheden van eiseres en haar kinderen geen aanleiding vormen om af te zien van het opleggen van de maatregel van bewaring. De minister heeft er daarbij terecht op gewezen dat de medische zorg in het detentiecentrum gelijkwaardig is aan die in de vrije maatschappij. Daarbij heeft de minister er ook op gewezen dat ten aanzien van eiseres aanvullende voorzorgsmaatregelen kunnen worden getroffen. De enkele verwijzing in de beroepsgronden naar de medische klachten van eiseres en haar kinderen is – zonder nadere concretisering of (medische) onderbouwing – onvoldoende voor de conclusie dat eiseres en haar kinderen detentieongeschikt zouden zijn. De beroepsgrond slaagt niet.

Overdrachtsbesluit

11. Eiseres stelt dat het overdrachtsbesluit onzorgvuldig is voorbereid en dat de overdracht niet conform artikel 31 van de Dublinverordening heeft plaatsgevonden. Uit dit artikel volgt dat de (in dit geval) Kroatische autoriteiten moeten worden geïnformeerd over eventuele voorzorgsmaatregelen met betrekking tot een vitaal belang. Het enkel melden van een suïcide risico volstaat niet en de Kroatische autoriteiten hebben geen enkele voorbereiding getroffen.
12. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt ter zake dat deze procedure alleen gaat over de rechtmatigheid van de bewaring. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres haar bezwaren tegen de overdracht aan Kroatië kenbaar heeft kunnen maken in een procedure bij de voorzieningenrechter ter voorkoming van de overdracht. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van eiseres om een voorlopige voorziening afgewezen.
Ambtshalve toetsing
13. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
Conclusie
14. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van S.N. Lekatompessij, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
09 april 2025

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.