ECLI:NL:RBDHA:2025:5938

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
NL25.15106
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 9 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) beoordeeld. De maatregel van bewaring werd opgelegd op 14 november 2024 en is eerder getoetst in een uitspraak van 23 januari 2025 en een vervolgberoep op 27 februari 2025. De minister van Asiel en Migratie heeft een voortgangsrapportage en verslagen van vertrekgesprekken overgelegd, waaruit blijkt dat de nationaliteit van eiser op 28 maart 2025 door de Marokkaanse autoriteiten is bevestigd en dat er een vlucht naar Casablanca is geboekt voor 9 april 2025. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 7 april 2025 gesloten en de zaak niet op zitting behandeld. De rechtbank concludeert dat er zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn en dat de maatregel van bewaring rechtmatig is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.15106

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 april 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. S. Petkovic),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 14 november 2024.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 23 januari 2025. [1] Op het eerste vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 27 februari 2025. [2]
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Ook heeft de minister de verslagen van de vertrekgesprekken van 24 februari 2025 en van 18 maart 2025 overgelegd.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 7 april 2025 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting wordt behandeld.

Overwegingen

Toetsingskader
1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. Uit de uitspraak van 27 februari 2025 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van het onderzoek, op 24 februari 2025, onrechtmatig is.
Ontbreekt het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn?
3. Eiser betoogt dat het zicht op uitzetting ontbreekt. Eiser voert in dit kader aan dat nog geen presentatie in persoon is gepland bij de vertegenwoordiging van de Marokkaanse autoriteiten in Nederland en het ook niet duidelijk is wanneer dit gepland zal worden. Eiser voert aan dat zijn identiteit en nationaliteit al bekend zijn bij de minister. Eiser voert in dit kader ook aan dat zijn bewaring al vijf maanden duurt.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn. Op 28 maart 2025 heeft de vertegenwoordiging van de Marokkaanse autoriteiten in Nederland de nationaliteit van eiser bevestigd. In dit bericht heeft de vertegenwoordiging van de Marokkaanse autoriteiten in Nederland de minister geïnformeerd dat op 3 april 2025 een laisser-passez aan eiser verstrekt zal worden. Daarnaast heeft de minister, na ontvangst van dit bericht, een vlucht voor eiser geboekt naar Casablanca op 9 april 2025. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
4. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de minister en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [3]

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E. Brokke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb Den Haag, zp Arnhem, 23 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1017.
2.Rb Den Haag, zp Arnhem 27 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3553.
3.ABRvS 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.