In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 14 april 2025, gaat het om een beroep dat eiser heeft ingediend omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag van 21 september 2023. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld. De minister had een beslistermijn van zes maanden, maar heeft deze termijn met negen maanden verlengd, waardoor de termijn inmiddels was verstreken. Eiser heeft de minister verzocht om alsnog binnen twee weken te beslissen, maar dit verzoek is niet ingewilligd, waarna eiser beroep heeft ingesteld.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De minister wordt opgedragen om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening moet worden gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’. Dit houdt in dat de minister binnen zestien weken na de uitspraak een besluit moet nemen. De rechtbank legt een rechterlijke dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiser vergoeden, vastgesteld op € 453,50.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt de minister op om binnen zestien weken een besluit op de aanvraag bekend te maken. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden ingezien op rechtspraak.nl.